ECLI:NL:HR:2008:BG1237

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/132HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad in geschil tussen varkenshouder en Staat over registratie varkensrechten

In deze zaak gaat het om een geschil tussen varkenshouders en de Staat der Nederlanden over de registratie van varkensrechten in het kader van de Wet herstructurering varkenshouderij. De eisers, bestaande uit drie varkenshouders, hebben de Staat gedagvaard omdat zij van mening zijn dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door te weigeren hun varkensrechten te registreren. De eisers vorderden onder andere dat de Staat hen zou veroordelen tot registratie van de varkensrechten en dat de Staat hen zou vergoeden voor de schade die zij hebben geleden door de weigering van registratie.

De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 22 mei 2002 de eisers niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. Hierop hebben de eisers hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 21 december 2006 het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar heeft de eisers in hun primaire vorderingen opnieuw niet-ontvankelijk verklaard en de subsidiaire vorderingen afgewezen. Dit leidde tot een cassatieprocedure bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft op 19 december 2008 het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eisers niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de eisers ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

19 december 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/132HR
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Eiser 3],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit, voorheen Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eisers] hebben bij exploot van 4 juli 2000 de Staat gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en samengevat gevorderd, voor zover uitvoerbaar bij voorraad:
primair
* voor recht te verklaren dat de Staat jegens [eisers] onrechtmatig heeft gehandeld door te weigeren het hun op grond van het Besluit harheidsgevallen herstructurering varkenshouderij toekomend varkensrecht, op naam van [eisers] te registreren;
* de Staat te veroordelen ten name van [eisers] de voor hen uit het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkens houderij voortvloeiende varkensrechten, te registreren, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom;
* de Staat te bevelen te aanvaarden en gedogen dat [eisers] in het kader van hun bedrijfsvoering uit kunnen gaan van het door hen in de inleidende dagvaarding opgegeven varkensrecht, zulks onder verbeurte van een dwangsom;
subsidiair
* voor recht te verklaren dat de Staat jegens [eisers] onrechtmatig handelt door de WHV vast te stellen en uit te vaardigen zonder in dat kader te voorzien in een voor [eisers] integrale vergoeding van de door hen ten gevolge van de vaststelling en inwerkingtreding van de WHV geleden en nog te lijden schade;
* de Staat te veroordelen tot vergoeding aan [eisers] van de door de door hen ten gevolge van de vaststelling en inwerkingtreding van de WHV geleden en nog te lijden schade;
* de Staat te veroordelen tot vergoeding aan [eisers] van de door hen tengevolge van de vaststelling en uitvaardiging van de WHV geleden en nog te lijden schade, vast te stellen bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente;
* de WHV buiten toepassing te verklaren zolang de Staat aan [eisers] de door hen tengevolge van de vaststelling en uitvaardiging van de WHV geleden en nog te lijden schade nog niet heeft vergoed;
primair en subsidiair
* de Staat te veroordelen in de kosten van deze procedure, en te bepalen dat de Staat de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn als de Staat niet binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis zal hebben betaald;
De Staat heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 22 mei 2002 [eisers] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
Tegen dit vonnis hebben [eisers] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Bij arrest van 21 december 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd, doch uitsluitend voor zover [eisers] daarin met hun vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard en, in zoverre opnieuw rechtdoende, [eisers] in hun primaire vorderingen niet-ontvankelijk verklaard, de subsidiaire vorderingen van [eisers] afgewezen en het vonnis waarvan beroep voor het overige bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers] wegens gebrek aan belang.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 december 2008.