ECLI:NL:HR:2008:BG1113
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Gerechtelijke vaststelling van vaderschap van een minderjarig kind met verblijfplaats in Suriname
In deze zaak heeft de moeder op 13 april 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam met de vraag om vast te stellen dat de man de vader is van hun op [geboortedatum] 2004 geboren minderjarige [het kind]. De rechtbank Amsterdam verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de rechtbank 's-Gravenhage. Deze rechtbank benoemde op 21 november 2005 mr. M.A. Ossentjuk tot bijzonder curator over de minderjarige. De zaak werd op 6 maart 2006 mondeling behandeld, waarbij de advocaat van de vrouw, de man en de bijzonder curator aanwezig waren. Na een tussenbeschikking op 12 juni 2006, wees de rechtbank op 11 september 2006 het verzoek van de moeder af. Hierop stelde de moeder hoger beroep in bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 3 oktober 2007 de beschikking van de rechtbank bekrachtigde en het meer of anders in hoger beroep verzochte afwees. Tegen deze beschikking heeft de moeder cassatie ingesteld. De man heeft geen verweerschrift ingediend, terwijl de bijzonder curator zich refereerde aan het oordeel van de Hoge Raad. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 12 december 2008 de klachten in het cassatiemiddel verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann.