ECLI:NL:HR:2008:BF8936

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01062
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht bedrijfsruimte; beëindiging huurovereenkomst; totstandkoming franchiseovereenkomst; gehoudenheid verder te onderhandelen, redelijkheid en billijkheid

In deze zaak heeft [eiser] McDonald's Nederland B.V. gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam, waarbij hij primair vorderde dat voor recht werd verklaard dat partijen op 8 december 2003 een overeenkomst hadden gesloten voor de voortzetting van de franchiseovereenkomst voor een periode van tien jaar. Subsidiair vorderde hij McDonald's te veroordelen tot het voeren van onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst na 28 februari 2006. McDonald's heeft de vorderingen bestreden en in reconventie betaling gevorderd van verbouwingskosten. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de kantonrechter te 's-Gravenhage. Deze kantonrechter oordeelde dat er medio januari 2004 een overeenkomst tot stand was gekomen, maar wees de reconventionele vordering van McDonald's af.

McDonald's heeft vervolgens de huur- en licentieovereenkomst met [eiser] willen ontbinden en de kantonrechter heeft deze vordering afgewezen. In hoger beroep heeft het gerechtshof te 's-Gravenhage de zaken gevoegd behandeld en het vonnis van de kantonrechter vernietigd. Het hof heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen en McDonald's veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [eiser]. Het hof heeft ook de einddatum van de huur- en franchiseovereenkomst vastgesteld op 29 februari 2008 en [eiser] veroordeeld om het gehuurde te ontruimen.

Tegen deze uitspraak heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, maar heeft de ontruimingsdatum gewijzigd naar 28 februari 2009. De Hoge Raad oordeelde dat McDonald's niet gehouden was verder te onderhandelen over een nieuwe franchiseovereenkomst, omdat [eiser] het laatste aanbod niet had aanvaard. De kosten van het geding in cassatie zijn voor rekening van [eiser].

Uitspraak

12 december 2008
Eerste Kamer
08/01062
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
MCDONALD'S NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en McDonald's.
1. Het geding in feitelijke instanties
1.1 [Eiser] heeft bij exploot van 30 september 2004 McDonald's gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en - voor zover nog van belang - gevorderd, kort gezegd, primair te verklaren voor recht dat partijen op 8 december 2003 een overeenkomst hebben gesloten terzake de voortzetting van de franchiseovereenkomst voor de duur van 10 jaar onder de in de brief van McDonald's van 2 december 2003 geformuleerde voorwaarden, en subsidiair McDonald's te veroordelen voort te onderhandelen over het sluiten van een overeenkomst tot voortzetting van de franchiseovereenkomst na 28 februari 2006 (deze zaak zal ook worden aangeduid als de franchisezaak).
McDonald's heeft de vorderingen bestreden en, in reconventie, inzake verbouwingskosten betaling gevorderd van een bedrag van € 223.234,37 (in hoger beroep gewijzigd in € 176.976,80).
Bij vonnis van 4 mei 2005 heeft de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd verklaard om van de hoofdzaak in conventie en in reconventie kennis te nemen en de zaak in conventie en in reconventie in de stand waarin zij zich bevond verwezen naar de kantonrechter te 's-Gravenhage.
De kantonrechter te 's-Gravenhage heeft bij vonnis van 5 oktober 2006 in conventie, onder afwijzing van het meer of anders gevorderde, voor recht verklaard dat tussen partijen medio januari 2004 een overeenkomst tot stand is gekomen in het kader waarvan het [eiser] wordt toegestaan de franchiseovereenkomst met McDonald's na 28 februari 2006 voor de duur van tien jaar onder de in de brief van McDonald's van 2 december 2003 geformuleerde voorwaarden van optie A voort te zetten.
In reconventie heeft de kantonrechter de vordering afgewezen.
1.2 Voorts heeft McDonald's bij exploot van 27 oktober 2004 [eiser] gedagvaard voor de kantonrechter te 's-Gravenhage, en gevorderd de huur- en licentieovereenkomst met [eiser] betreffende het McDonald's restaurant aan de [a-straat 1] te [plaats] tussentijds te ontbinden en subsidiair op de voet van art. 7:296 BW het tijdstip waarop deze samenhangende overeenkomsten door opzegging eindigen vast te stellen op 28 februari 2006 (hierna: de huurbeëindigingszaak).
[Eiser]s heeft de vorderingen van McDonald's bestreden.
De kantonrechter heeft bij eindvonnis van 8 november 2005 het gevorderde afgewezen.
1.3 McDonald's heeft in beide zaken hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft de zaken gevoegd behandeld.
Bij, uitvoerbaar bij voorraad verklaard, arrest van 30 november 2007 heeft het hof:
- in de franchisezaak het vonnis van de kantonrechter van 5 oktober 2006 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, in conventie de vorderingen van [eiser] afgewezen en in reconventie [eiser] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 110.000,-- inclusief BTW aan McDonald's, vermeerderd met de wettelijke rente. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen;
- in de huurbeëindigingszaak het vonnis van de kantonrechter van 8 november 2005 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het tijdstip waarop de huur- en de franchiseovereenkomst tussen partijen betreffende het McDonald's restaurant aan de [a-straat 1] te [plaats] eindigt op 29 februari 2008 bepaald en [eiser] veroordeeld om het gehuurde voor of op uiterlijk die datum te ontruimen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
McDonald's heeft ten aanzien van onderdeel 2.1 geconcludeerd tot verwerping van het beroep en ten aanzien van onderdeel 2.2. tot referte.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep, met bepaling van een ontruimingsdatum en de datum waarop de franchiseovereenkomst eindigt, een en ander als nader uitgewerkt onder 3.24 en 3.25.4 van de conclusie.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 6 november 2008 op die conclusie gereageerd en de advocaat van McDonald's heeft bij brief van 7 november 2008 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten als vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.2 tot en met 1.12.
3.2 [Eiser] heeft in de franchisezaak, voor zover in cassatie nog van belang, primair een verklaring voor recht gevorderd dat tussen partijen een (nieuwe) franchiseovereenkomst met ingang van 28 februari 2006 tot stand is gekomen, en subsidiair een veroordeling van McDonald's om over een dergelijke overeenkomst met [eiser] door te onderhandelen. Nadat de rechtbank de primaire vordering had toegewezen, heeft het hof de vorderingen van [eiser] alsnog afgewezen.
In de huurbeëindigingszaak heeft het hof, gelet op de samenhang tussen de huurovereenkomst en de franchiseovereenkomst, het tijdstip waarop de huur- en de franchiseovereenkomst tussen partijen eindigt, bepaald op 29 februari 2008 en [eiser] veroordeeld het gehuurde uiterlijk op die datum te ontruimen.
3.3 Onderdeel 1 van het middel bevat geen klacht. De in de onderdelen 2.1 - 2.1.5 aangevoerde klachten, die opkomen tegen de afwijzing van de primaire vordering van [eiser] in de franchisezaak, kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.4 De onderdelen 2.2 - 2.2.2.15 zijn gericht tegen de afwijzing van de subsidiaire vordering van [eiser] in de franchisezaak, en strekken ten betoge dat het hof de subsidiaire vordering van [eiser] niet heeft beoordeeld en daardoor de devolutieve werking van het hoger beroep heeft miskend, dan wel dat de afwijzing van die vordering onjuist is of onvoldoende is gemotiveerd. De onderdelen falen evenwel. Het hof heeft immers geoordeeld dat, nadat was gebleken dat [eiser] niet (onvoorwaardelijk) wilde instemmen met optie A, het McDonald's vrijstond om bij brief van 23 januari 2004 haar eerdere voorstel - waarin [eiser] de keuze werd gelaten tussen de opties A en B - in te trekken en te vervangen door een voorstel dat neerkwam op optie B, welk voorstel niet door [eiser] is aanvaard en daarna per 14 februari 2004 is vervallen (rov. 4.4), en op die grond overwogen dat het "de vorderingen" van [eiser] alsnog zal afwijzen (rov. 4.12), waarmee kennelijk de primaire en de subsidiaire vordering zijn bedoeld. Het hof heeft bovendien overwogen dat niet gebleken is dat het eindigen van de lopende franchiseovereenkomst in strijd is met de redelijkheid en billijkheid (rov. 5.5), en dat McDonald's niet kan worden gehouden tegen haar wil met [eiser] een nieuwe franchiseovereenkomst aan te gaan, daargelaten dat de verhoudingen tussen partijen ernstig zijn verstoord (rov. 5.6). In een en ander ligt als oordeel van het hof besloten dat, nadat [eiser] het laatste aanbod van McDonald's (gedaan bij brief van 23 februari 2004) niet had aanvaard, McDonald's niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid gehouden was verder te onderhandelen over een nieuwe franchiseovereenkomst, zodat het haar vrijstond de onderhandelingen te beëindigen. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is in het licht van de gedingstukken niet onbegrijpelijk noch voldoende gemotiveerd.
3.5 De onderdelen 2.3 - 2.5 bouwen op de voorgaande onderdelen voort en treffen derhalve evenmin doel.
3.6 Uit de in cassatie gewisselde gedingstukken blijkt dat partijen hebben afgesproken in de cassatieprocedure spoed te betrachten, en dat McDonald's om die reden heeft toegezegd de executie inzake de ontruiming - hoewel het arrest van het hof uitvoerbaar bij voorraad was verklaard - in afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad achterwege te laten. McDonald's heeft om die reden verzocht dat de Hoge Raad een nieuwe ontruimingsdatum zal bepalen. De Hoge Raad zal die datum bepalen op 28 februari 2009.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
bepaalt de ontruimingsdatum (in plaats van de door het hof bepaalde datum) thans op 28 februari 2009;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van McDonald's begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 december 2008.