2.3. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnota, die - voor zover hier van belang - het volgende inhoudt:
"Naast het feit dat de verklaringen van de aangevers met betrekking tot het tijdsbestek aan de Laan niet overeenstemmen met het tijdsbestek aan de Laan zoals is weergegeven op de beelden van de camera's, kan men spreken over tegenstrijdige verklaringen van de aangevers. De stelling van Officier van Justitie dat de discrepantie tussen de verklaring van de aangevers wordt veroorzaakt door het lange tijdsverloop tussen de gebeurtenissen en de verhoren gaat niet op. De discrepantie tussen de verklaringen onderling blijkt namelijk reeds uit de processen verbaal, zoals terstond bij de politie zijn opgemaakt en de gebeurtenissen nog vers in het geheugen waren.
De tegenstrijdige verklaringen van de aangevers bestaan als volgt uit de verkeerde volgorde van aankomst van de auto's op de Laan en de stoelendans in de auto's van de verscheidene personen.
Ten eerste de tegenstrijdige verklaringen van [betrokkene 1], [betrokkene 2].
Een heel belangrijk gegeven is dat de verklaringen van de beide aangevers, [betrokkene 1 en 2] betreffende de aankomst van beide auto's en betreffende de gebeurtenissen bij de Opel Astra bij de Laan en de wasstraat niet kloppen!
Volgens de beelden van de camera's arriveerde eerst de Opel Astra, even later gevolgd door de Peugeot. Daarentegen verklaart [betrokkene 1] op pagina 44 dat toen hij op de Laan bij de wasstraat kwam aanrijden en hij vervolgens zijn auto parkeerde achter de Texaco, hij zag dat er reeds een andere auto geparkeerd stond, een grijze Peugeot. Volgens [betrokkene 2] stond de Peugeot daar al geparkeerd met de neus naar de Opel toe (zie punt 10 van de verklaring bij de Rechter Commissaris en pagina 44 van de stukken). Met andere woorden volgens [betrokkene 1] en [betrokkene 2] moet de Peugeot eerder gearriveerd zijn bij de Laan, terwijl op de video duidelijk te zien is dat juist de Opel eerst kwam aanrijden en daarna pas de Peugeot. Bovendien verklaart [betrokkene 2] dat toen [verdachte] bij de Opel Astra kwam, [betrokkene 3] reeds achterin de auto zat, terwijl [betrokkene 1] verklaart dat toen [betrokkene 3] bij de Opel kwam staan, [verdachte] zich reeds in deze auto bevond.
Volgens de stukken verklaart [betrokkene 2] namelijk dat de Opel Astra op de Laan geparkeerd stond, hij op de bijrijdersstoel zat, [betrokkene 1] op de bestuurdersstoel en [betrokkene 3] in het midden van de achterbank zat (pagina 39). Vervolgens gingen [verdachte] en zijn vriend, nadat zij aan [betrokkene 1] een sigaret en een vuurtje hadden gevraagd, plotseling achterin de Opel aan weerskanten van [betrokkene 3] zitten (pagina 40). De hierop haaks staande verklaring van [betrokkene 1] luidt dat [betrokkene 1] samen met [betrokkene 2] in de Opel zat toen [verdachte] en zijn vriend achterin de auto plaats namen. Pas later nadat ze beiden met wapens waren bedreigd en geslagen, stond [betrokkene 3] plotseling aan de rechterzijde van de Opel, ter hoogte van [betrokkene 2], waarna [betrokkene 3] gesommeerd werd om achterin de auto plaats te nemen.
De getuige [getuige 1] verklaart in tegenstelling tot hetgeen de aangevers hebben verklaard dat hij bij de Laan geen mensen rondom de auto van [betrokkene 4] (de Peugeot) of rondom de Opel heeft gezien. Tevens heeft hij geen mensen in of uit de Opel zien komen (zie punt 9).
Eveneens verklaart [getuige 1] dat hij in beide auto's geen vuurwapens heeft gezien. De beschrijving van de wapens door de aangevers verschillen ook; hierbij verwijs ik naar de onderliggende pleitnota van de zitting bij de Meervoudige Kamer van de Rechtbank.
(...)
De aangevers [betrokkene 1 en 2] hebben wederom tegenstrijdige verklaringen afgelegd betreffende de opzettelijke vrijheidsberoving waarbij zij over enige afstand zouden zijn meegenomen met de auto's en zij, of een van hen, van auto moesten verwisselen.
Volgens de verklaring van [betrokkene 2] moest bij de Fruitweg [betrokkene 1] uit de Opel in de Peugeot stappen en volgens de verklaring van [betrokkene 1] moest bij de Fruitweg [betrokkene 2] uit de Opel in de Peugeot stappen. Beide mannen wijzen de ander aan die op de desbetreffende locatie van auto moest verwisselen, waardoor de geloofwaardigheid van het hele verhaal wordt ondermijnd. Voor de gedetailleerde wisseling van de personen verwijs ik gaarne naar de bijgevoegde pleitnota in eerste aanleg.
Het verhaal van [betrokkene 3] is weer anders, volgens zijn uitleg vond er een wisseling plaats van de desbetreffende personen op andere stoelen in dezelfde auto, de Opel. Volgens [betrokkene 3] bleven [betrokkene 1 en 2] namelijk tot bij de Laakkade in de Opel. Op pagina 92 staat dat volgens hem dat [betrokkene 1] de Opel tot aan de Dynamostraat moest rijden waar hij het voertuig moest parkeren. Daar werd van plaats gewisseld in het voertuig. [Betrokkene 1 en 2] moesten van voorstoelen op de achterstoelen van de Opel gaan zitten, [verdachte] nam plaats op de bestuurdersstoel en [betrokkene 3] moest op de bijrijdersstoel van de Opel gaan plaatsnemen waarna [verdachte] naar de Laakkade reed. In tegenstelling tot de verklaring van [betrokkene 1] dat hij de Opel bestuurde vanaf de Laan tot aan de Laakkade en in tegenstelling tot de verklaring van [betrokkene 2] dat [betrokkene 1] de Opel bestuurde tot aan de Fruitweg waarna man 3 de Opel bestuurde tot aan de Laakkade. Ik herhaal dat naast het feit dat de verklaring van [betrokkene 3] anders luidt, hij in eerste instantie geen aangifte wilde doen bij de politie en ik later van hem zelf hem heb vernomen dat hij de aangifte in deze zaak geheel wilde intrekken, (hierbij verwijs ik naar de zitting van 15 november 2004).
Kortom men kan hier niet spreken over details die de aangevers door vermeend gewelddadig gedrag en door tijdsverloop zich niet meer precies zouden kunnen herinneren, zoals door de Officier van Justitie in zijn requisitoir en in de appelmemorie stelt.
Welke auto zich eerder bevond op de Laan bij de wasstraat en de wisseling van de plaatsen in de auto's (waarbij de aangevers elkaar aanwijzen), zijn duidelijke feitelijke gebeurtenissen en zeker geen details.
Opmerkelijk is bovendien dat de Officier van Justitie in de bijgevoegde stukken stelt dat [verdachte] door [betrokkene 2] bij de Foto Oslo-confrontatie zou zijn herkend als een van de daders terwijl in zijn verklaring is opgenomen dat [verdachte] geen tatoeages en geen gouden tanden heeft. Welnu, [verdachte] heeft weldegelijk een gouden tand en hij heeft juist in het oog springende tatoeages op zijn beide armen, handen en zelfs vingers die erg opvallend zijn. Op de zomeravond van 1 juli 2004 droeg [verdachte] een t shirt met korte mouwen, zodat de tatoeages zichtbaar moeten zijn geweest voor de aangevers.
Het aanwijzen van [verdachte] als een van de vier daders terwijl men geen uiterlijke kenmerken bij hem heeft kunnen zien of waarnemen, zoals tatoeages, lijkt niet erg overtuigend. Op grond van de laatstgenoemde bevinding, de videobeelden waar geen gijzeling of ontvoering op te bespeuren valt, de korte onrealistische tijd van een paar seconden bij de Laan en de wasstraat waar zich het een ander zou hebben afgespeeld, de tegenstrijdige verklaringen van de aangevers, de getuigenverklaring en op grond van het feit dat een van de aangevers de aangifte wilde intrekken kan men wederom een groot vraagteken zetten bij de waarheid van het verhaal van de aangevers.
Ten aanzien van het eerste ten laste gelegde feit; de opzettelijke vrijheidsberoving en poging van [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] die is aangevangen bij de Laan, kan men stellen dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, op grond van de beelden van de videocamera's en op grond van de daarbij horende stukken waarin wordt vermeld dat geen gijzeling of ontvoering is waar te nemen. Tevens blijkt dat het ten laste gelegde feit met gebruikmaking van geweld en dreiging met een vuurwapen zich niet kan hebben afgespeeld binnen een aantal seconden. De vrijspraak behoort te worden gehandhaafd conform het vonnis van de Rechtbank."