ECLI:NL:HR:2008:BF8853
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de opgelegde gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het beroep was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.A.J. Verploegh. De zaak betrof een strafzaak waarin de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. De advocaat-generaal Machielse had geconcludeerd tot verlaging van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Dit was het gevolg van de vertraging bij het indienen van de stukken door het Hof, waardoor de Hoge Raad de zaak pas kon behandelen nadat meer dan 36 maanden waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze met twee weken, zodat de nieuwe straf vier weken bedroeg. De overige middelen van cassatie werden verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden en geen nadere motivering vereisten. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de opgelegde straf.