ECLI:NL:HR:2008:BF8824

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/146HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wanprestatie door beleggingsadviseur in ICT-aandelen

In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], op 23 april 2002 Van Lanschot Bankiers N.V. gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch. Zij vorderde onder andere te verklaren voor recht dat Van Lanschot zich schuldig heeft gemaakt aan wanprestatie en onrechtmatig handelen, en dat Van Lanschot aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden door dit optreden. De rechtbank heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat het aan Van Lanschot was om bewijs te leveren, waarna getuigenverhoren hebben plaatsgevonden. Bij eindvonnis van 12 oktober 2005 heeft de rechtbank de vordering van eiseres grotendeels toegewezen.

Van Lanschot heeft tegen dit eindvonnis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft op 16 januari 2007 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van eiseres afgewezen. Eiseres heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekte tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft op 5 december 2008 het beroep verworpen en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

5 december 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/146HR
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
F. VAN LANSCHOT BANKIERS N.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Van Lanschot.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij exploot van 23 april 2002 Van Lanschot gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch en gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat Van Lanschot zich schuldig heeft gemaakt aan wanprestatie c.q. onrechtmatig handelen en op onrechtmatige wijze gebruik heeft gemaakt van de door [eiseres] aan Van Lanschot verstrekte bevoegdheden alsmede dat Van Lanschot aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade door dat optreden, nader op te maken bij staat, met rente en kosten.
Van Lanschot heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na tussenvonnis waarbij is geoordeeld dat het aan Van Lanschot is om bewijs te leveren en getuigenverhoren, bij eindvonnis van 12 oktober 2005 de vordering van [eiseres] grotendeels toegewezen.
Tegen het eindvonnis heeft Van Lanschot hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 16 januari 2007 heeft het hof de vonnissen waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [eiseres] afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Van Lanschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Van Lanschot begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 5 december 2008.