ECLI:NL:HR:2008:BF6721
Hoge Raad
- Herziening
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens diefstal door twee of meer verenigde personen met betrekking tot de betrouwbaarheid van geuridentificatieproeven
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2008 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle. De aanvrager, die in 2003 was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, stelde dat zijn bekennende verklaringen waren afgelegd naar aanleiding van een onregelmatige geuridentificatieproef. De aanvrager betoogde dat, indien de rechter op de hoogte was geweest van de onregelmatigheden rondom deze geurproef, hij niet tot een veroordeling zou zijn gekomen. De Hoge Raad oordeelde echter dat de geurproef pas na de bekentenis was uitgevoerd, waardoor de stelling van de aanvrager niet opging. De Hoge Raad concludeerde dat er geen ernstig vermoeden bestond dat de Politierechter de aanvrager zou hebben vrijgesproken als de onregelmatigheden bekend waren geweest.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening afgewezen, omdat de aanvrager niet had aangetoond dat de onregelmatigheden van invloed waren op de veroordeling. De uitspraak van de Politierechter, die de aanvrager had veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, bleef daarmee in stand. De zaak benadrukt het belang van de betrouwbaarheid van bewijs in strafzaken, en de voorwaarden waaronder herziening van een vonnis kan plaatsvinden. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken al aangegeven dat geuridentificatieproeven in bepaalde gevallen als onbetrouwbaar kunnen worden beschouwd, maar in dit geval was er onvoldoende bewijs dat de uitkomst van de geurproef de veroordeling had beïnvloed.