2.2.2. De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft te dier zake de oplegging van een gevangenisstraf van vier jaren gevorderd. Het schriftelijk requisitoir, dat zich bij de gedingstukken bevindt, houdt ter onderbouwing van deze vordering het volgende in:
"De meervoudige strafkamer van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage heeft bij vonnis van 6 oktober 2005 de verdachten vrijgesproken van de bij inleidende dagvaarding tenlastegelegde handel in XTC-pillen en hen terzake van het medeplegen van handel in cocaïne opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
(...)
IV. De op te leggen straf
Als gevolg van de handel in cocaïne en XTC-pillen wordt de volksgezondheid geschaad. Ter bekostiging van dit slopend gif moeten verslaafden veelal hun toevlucht nemen tot het plegen van vermogensmisdrijven. Over al deze bijkomstigheden hebben verdachten zich niet bekreund. Het heeft hen er in ieder geval niet van weerhouden zich gedurende lange tijd bezig te houden met deze handel. Het was een financieel lucratieve handel.
De officier van justitie heeft in haar appelmemorie aangegeven dat de verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] qua hiërarchie gerangschikt kunnen worden boven de verdachten [betrokkene 1] en [betrokkene 4]. Eerstgenoemde [betrokkene 1] heeft voor de handel in cocaïne, gedurende één jaar, een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk opgelegd gekregen. [Betrokkene 1] had een strafblad. De verdachte [betrokkene 4] (zonder strafblad) heeft voor handel in cocaïne gedurende één jaar een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk opgelegd gekregen. Bij deze stand van zaken wekt de door de rechtbank in deze zaak opgelegde straffen (21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk) - zelfs indien wordt uitgegaan van alleen handel in cocaïne - verbazing, mede als uit de bewijsmiddelen blijkt dat zij deze handel al ongeveer vijf jaren (2000, 2001, 2002, 2003, 2004) hebben gevoerd.
De zgn. BOS-richtlijn (aan dit requisitoir gehecht) schrijft bij drugshandel gedurende vijf jaren een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en negen maanden voor. Het openbaar ministerie wijst nog op een vonnis van de meervoudige strafkamer van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 2 maart 2006, waarin een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren is opgelegd (voor drie jaar dealen in, o.a. cocaïne; weliswaar enerzijds recidive, maar anderzijds een kortere dealperiode). Hof 's Hertogenbosch heeft op 29 maart 2002 een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren opgelegd voor het verkopen en afleveren van diverse soorten harddrugs voor een periode van vijf jaren. Deze uitspraken zijn ook aan dit requisitoir gehecht.
Bij deze stand van zaken verdient de ernst van de feiten, de periode waarin de verdachten in cocaïne en - zoals door het openbaar ministerie in hoger beroep gerequireerd - XTC-pillen een hogere straf als in eerste aanleg is opgelegd. De omstandigheid dat verdachten niet eerder wegens misdrijven uit de Opiumwet zijn veroordeeld weegt onvoldoende zwaar om een lagere of andersoortige straf te vorderen.
Zelfs indien het hof in hoger beroep niet de handel in XTC-pillen (bewezen) zou achten, is het openbaar ministerie van oordeel dat de enkel voor de jarenlange handel in cocaïne door de rechtbank te dezen opgelegde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van dat feit, mede ook in het licht van de aan medeverdachten en elders in den lande opgelegde (gevangenis)straffen.
V. Slotsom
Het openbaar ministerie heeft de eer te requireren dat het het hof zal mogen behagen de vonnissen waarvan beroep te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het aan de verdachten tenlastegelegde (verkoop, aflevering, vervoer van cocaïne en XTC-pillen) bewezen te verklaren en aan hen daarvoor op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht."