ECLI:NL:HR:2008:BF3801
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Levering van een gedeeltelijk gesloopt gebouw en de toepassing van omzetbelasting
In deze zaak gaat het om de levering van een onroerende zaak die gedeeltelijk gesloopt is, en de vraag of deze levering onderhevig is aan omzetbelasting. De belanghebbende, X B.V., heeft op 30 september 1999 een onroerende zaak verkregen van Stichting B, waarbij de verkoper een sloopvergunning had aangevraagd. De levering vond plaats op dezelfde dag dat de sloopwerkzaamheden begonnen. De Inspecteur legde een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting op, die door het Hof ongegrond werd verklaard. De belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof van Justitie te Amsterdam.
De Hoge Raad heeft de vraag aan de orde gesteld of de levering van de onroerende zaak, die gedeeltelijk gesloopt was, vrijgesteld is van omzetbelasting op grond van artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Het Hof oordeelde dat de sloopwerkzaamheden voorafgaand aan de levering niet zodanig waren dat er sprake was van de vervaardiging van een nieuwe onroerende zaak. De Hoge Raad heeft de zaak vervolgens aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen voorgelegd voor een prejudiciële beslissing over de uitleg van de Zesde richtlijn inzake btw.
De vragen die aan het Hof van Justitie zijn voorgelegd, betreffen de interpretatie van de bepalingen van de Zesde richtlijn met betrekking tot de levering van onroerende zaken die gedeeltelijk zijn gesloopt. De Hoge Raad vraagt zich af in hoeverre de omstandigheden van de sloop en de nieuwbouwplannen van invloed zijn op de belastingheffing. De beslissing van het Hof van Justitie zal bepalend zijn voor de uitkomst van deze zaak en de toepassing van de btw-regels in vergelijkbare situaties.