ECLI:NL:HR:2008:BF3779
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verjaring en redelijke termijn in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was in deze strafzaak veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs en zonder verzekering op 22 mei 2002. De verdediging stelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging of tot strafvermindering. De Hoge Raad oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn niet tot niet-ontvankelijkheid van het OM kan leiden, maar dat de opgelegde gevangenisstraf van zes maanden verminderd kon worden met één maand vanwege de vertraging in de procedure. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak voor de feiten 2 en 3, verklaarde de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor deze feiten, en verminderde de gevangenisstraf tot vijf maanden. De verjaringstermijn voor de feiten was volgens de Hoge Raad vervallen, waardoor het recht tot strafvervolging niet meer bestond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een redelijke termijn in strafprocedures en de gevolgen van vertragingen in de rechtsgang.