5.4.1. Uit de stukken van het dossier waarover de Hoge Raad de beschikking heeft, kan ten aanzien van het bewijs van het onder 1 en onder 4 tenlastegelegde - zakelijk weergegeven - het volgende worden afgeleid.
(i) Aangever [slachtoffer 1] heeft het volgende verklaard. Op 19 januari 2004 omstreeks 18.15 uur ging de deurbel van zijn woning te [plaats]. Hij hoorde direct hierop de stem van de aanvrager, de ex-man van [betrokkene 1], die de dochter is van zijn echtgenote. Hij zag dat de aanvrager zijn vrouw de woonkamer induwde en hierna zelf de woonkamer inliep. Zijn vrouw zei dat hij de politie moest bellen. Tijdens het indrukken van de toetsen op de telefoon zag hij dat de aanvrager met zijn linkerhand naar zijn broekriem bewoog en een zwart voorwerp vastpakte. Het zwarte voorwerp was gelijkend op een handvuurwapen. De aanvrager bracht het handvuurwapen in zijn richting en zei: "Te laat", waarmee de aanvrager kennelijk bedoelde dat de aangever geen tijd meer had om de politie te bellen. (Proces-verbaal van aangifte, nummer 2004004209-1, p. 1-5).
(ii) Aangeefster [betrokkene 2] is getrouwd met [slachtoffer 1] en was op 19 januari 2004 aanwezig in de woning te [plaats], toen de aanvrager binnenkwam en haar man bedreigde met een pistool. Het pistool was zwart van kleur en het handvat leek op een handvat van het pistool dat de verbalisant in zijn holster had zitten. (Proces-verbaal van aangifte, nummer 2004004209-2, p. 1-3).
(iii) Naar aanleiding van de aanhouding van de aanvrager op 30 januari 2004 heeft op die datum een doorzoeking van de woning van [betrokkene 3], de moeder van de aanvrager, plaatsgevonden. In de kast van de centrale verwarming, bovenop de cv-ketel, werd een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen, dat in een doek was gewikkeld. De doek en het vuurwapen werden in beslag genomen en veilig gesteld ten behoeve van geurafname. (Proces-verbaal van doorzoeking, nummer 2004004209-5, p. 1-2). Het inbeslaggenomen voorwerp is een met merk, model en soort aangeduide nabootsing van een wapen, namelijk een A.V.C., model no. 38 (Proces-verbaal, nummer 2004004209-6, p. 1-3).
(iv) [Betrokkene 3] heeft verklaard dat zij het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dat in haar woning is gevonden, nooit eerder heeft gezien, dat alleen de aanvrager en zij een sleutel hebben, dat het wapen niet van haar is en dat het dus niet anders kan zijn dan dat dit wapen van haar zoon is. (Proces-verbaal van verhoor getuige, nummer 2004004209-18, p. 1-3).
(v) [Betrokkene 1] is bij haar verhoor het inbeslaggenomen imitatie-wapen van het merk A.V.C, model 38 getoond. Zij heeft daarop verklaard dat zij dit wapen herkent als het wapen van de aanvrager, omdat zij dit eerder heeft gezien. (Proces-verbaal van verhoor aangever, nummer 2004003054-3, p. 4).
(vi) Uit door speurhondgeleider [betrokkene 4], werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Gelderland Midden, op 8 maart 2004 verrichte geuridentificatieproeven bleek onder meer dat speurhond Barry een geurovereenkomst waarnam tussen het geurmonster van het inbeslaggenomen pistool en de geurdragers die waren vastgehouden door de aanvrager (Proces-verbaal, nummer 8.03.04.12.15.PAUMAR, p. 1-4).