ECLI:NL:HR:2008:BF3323
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling tot ongewenst vreemdeling verblijf in Nederland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2008 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in Amsterdam. De aanvrager was op 24 februari 2007 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden wegens het als vreemdeling in Nederland verblijven terwijl hij wist dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard. De aanvrager was op 30 juni 2003 door de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie tot ongewenste vreemdeling verklaard. Deze beslissing werd op 27 juli 2007 opgeheven door de Staatssecretaris van Justitie, maar de Rechtbank te 's-Gravenhage oordeelde op 21 februari 2008 dat deze opheffing terugwerkende kracht had tot 1 januari 2007.
De Hoge Raad oordeelde dat de Politierechter, als deze op de uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 21 februari 2008 had gelet, de aanvrager waarschijnlijk zou hebben vrijgesproken. De aanvraag tot herziening werd gegrond verklaard, en de Hoge Raad beval de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Politierechter. De zaak werd vervolgens verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling op basis van artikel 467, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De conclusie van de Advocaat-Generaal, Jörg, was dat de aanvraag gegrond verklaard moest worden, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. Dit arrest benadrukt het belang van terugwerkende kracht in het bestuursrecht en de gevolgen daarvan voor strafrechtelijke veroordelingen.