ECLI:NL:HR:2008:BF3317
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de bewijsbestemming van een vervalst identiteitsbewijs in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1983, was gedetineerd en had gebruik gemaakt van een vervalst identiteitsbewijs, een zogenaamd 'Roma-paspoort', om toegang te verkrijgen tot de Penitentiaire Inrichting. Het Hof had geoordeeld dat het document, hoewel niet erkend als identiteitsbewijs, toch als zodanig gebruikt kon worden en dat het bestemd was om tot bewijs van de identiteit van de houder te dienen. De verdediging voerde aan dat het 'Roma-paspoort' geen officieel document was en dus niet vervalst kon worden. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat het document in het maatschappelijk verkeer betekenis had voor de identificatie van de verdachte.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de uitleg van de termen in de tenlastelegging en bewezenverklaring correct was. De Hoge Raad nam daarbij in overweging dat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld dat het 'Roma-paspoort' in de praktijk gebruikt werd voor identificatie en dat de verdachte dit document ook daadwerkelijk met dat doel had gebruikt. Het beroep in cassatie werd verworpen, waarmee de uitspraak van het Hof in stand bleef. Deze zaak benadrukt de juridische betekenis van documenten die in de praktijk als identiteitsbewijs worden gebruikt, ook al zijn ze niet officieel erkend.