ECLI:NL:HR:2008:BF3304
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake seksuele geweldpleging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1969 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd, was in hoger beroep veroordeeld voor het seksueel geweldplegen tegen een ex-partner, aangeduid als [slachtoffer 1]. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.S. Nan, heeft in totaal zeven middelen van cassatie ingediend, waarvan er twee zijn ingetrokken. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 4 en de strafoplegging, en heeft terugwijzing naar het Hof voorgesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof in zijn arrest niet in voldoende mate heeft gemotiveerd waarom het is afgeweken van het onderbouwde standpunt van de verdediging over de betrouwbaarheid van de getuige [slachtoffer 1]. Dit verzuim is in strijd met artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, en leidt tot nietigheid van de uitspraak. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de overige middelen van cassatie niet tot vernietiging kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stellen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren W.M.E. Thomassen en W.F. Groos, en is openbaar gemaakt op 16 december 2008.