ECLI:NL:HR:2008:BF3302
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen de strafoplegging voor moord en poging tot doodslag met betrekking tot de verdachte en de gevolgen voor de slachtoffers
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar voor poging tot doodslag, doodslag en poging moord. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en tot vermindering van die straf. De verdachte had op 19 februari 2005 in Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven beroofd en had ook [slachtoffer 2] met een vuurwapen beschoten, wat leidde tot verwondingen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet de intentie had om [slachtoffer 1] te doden en dat er sprake was van een noodlottige combinatie van omstandigheden.
Het Hof had de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar, waarbij het Hof de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging nam. De Hoge Raad oordeelde dat de strafoplegging door het Hof toereikend was gemotiveerd en dat de straf niet verder gematigd hoefde te worden, maar constateerde wel dat de redelijke termijn voor de behandeling van de cassatie was overschreden, wat leidde tot strafvermindering. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot veertien jaren en negen maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen.