ECLI:NL:HR:2008:BF1886
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Internationale wegvervoerzaak en de uitvoerbaarheid van buitenlandse rechterlijke beslissingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een internationale wegvervoerzaak. De zaak betreft de tenuitvoerlegging van een Duitse rechterlijke beslissing in Nederland, waarbij prejudiciële vragen zijn gesteld over de uitleg van artikel 34, aanhef en onder 3, van de EEX-Verordening. De kern van het geschil draait om de vraag of de beslissing van het Landgericht Düsseldorf onverenigbaar is met een eerder in Nederland gewezen vonnis, en of de partijen in beide procedures als 'dezelfde partijen' kunnen worden aangemerkt. De verzoekster, KLG EUROPE EERSEL B.V., had een verzoek ingediend om de Duitse beslissing uitvoerbaar te verklaren in Nederland, maar dit werd betwist door de verweerster, die stelde dat er sprake was van een weigeringsgrond op basis van de EEX-Verordening. De rechtbank Rotterdam had eerder het verzoek van de verweerster ingewilligd, maar KLG ging in cassatie. De Hoge Raad heeft de zaak geschorst en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om uitleg over de relevante bepalingen van de EEX-Verordening. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de complexiteit van internationale rechtsbetrekkingen en de noodzaak om de samenhang tussen verschillende rechterlijke beslissingen in de EU te waarborgen.