ECLI:NL:HR:2008:BF1885
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op grond van niet te goeder trouw ontstaan van schulden
In deze zaak heeft de schuldenares op 7 augustus 2007 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Utrecht om de schuldsaneringsregeling op haar van toepassing te verklaren. De rechtbank heeft dit verzoek op 6 november 2007 afgewezen. Hierop heeft de schuldenares hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 28 januari 2008 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de schuldenares cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. In cassatie is geen verweer gevoerd. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 31 oktober 2008 geoordeeld dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de schuldenares verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand zijn gebleven.
De zaak betreft de toepassing van de schuldsaneringsregeling en de beoordeling van de goede trouw van de schuldenares bij het ontstaan van haar schulden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de schuldenares niet te goeder trouw heeft gehandeld, wat heeft geleid tot de afwijzing van haar verzoek om schuldsanering.