Bij vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 1 september 1993 heeft het Gerecht voor recht verklaard dat Aruba, door de in het vonnis bedoelde bij Trias en [eiser 2] gewekte en gerechtvaardigde verwachtingen niet te honoreren, onrechtmatig heeft gehandeld jegens Trias en [eiser 2] en Aruba veroordeeld om terzake voormeld alle door hen geleden schade te vergoeden aan Trias en [eiser 2], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 1991 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit vonnis is in hoger beroep door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba (hierna: het Hof) bij vonnis van 17 mei 1994 bevestigd.
Met een op 21 december 1994 ter griffie van het Gerecht ingekomen verzoekschrift hebben Trias en [eiser 2] de onderhavige schadestaatprocedure geëntameerd en gevorderd de schade vast te stellen op een bedrag van in totaal Afl. 28.008.875,--, netto verminderd met het reeds ontvangen voorschot ter grootte van Afl. 1.100.000,--, met de daarbij behorende rente, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 1994 tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat Trias en [eiser 2] geen belastingen verschuldigd zijn over het aldus vastgestelde bedrag, althans dat eventuele over genoemd bedrag verschuldigde belastingen voor rekening komen van Aruba alsmede Aruba te veroordelen tot betaling van het aldus vastgestelde netto bedrag, vermeerderd met rente en kosten.
Aruba heeft de vorderingen bestreden.
Het Gerecht heeft bij vonnis van 15 mei 1996 Aruba veroordeeld aan Trias en [eiser 2] te betalen de som van Afl. 1.863.146,47 vermeerderd met rente, en verminderd met een bedrag van Afl. 1.100.000,--. Voorts heeft het Gerecht in dat vonnis partijen verzocht zich uit de laten over de benoeming van één of meer deskundigen en over enige andere punten, en Trias en [eiser 2] bewijs opgedragen.
Tegen dit vonnis heeft Aruba hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij vonnis van 25 maart 1997 heeft het Hof het vonnis van het Gerecht gedeeltelijk vernietigd, Aruba veroordeeld tot betaling van Afl. 685.949,47, vermeerderd met de wettelijke als in het vonnis nader omschreven, de vordering tot vergoeding van immateriële schade afgewezen, het vonnis van het Gerecht voor het overige bevestigd en de zaak terugverwezen naar het Gerecht.
Bij vonnis van 17 juli 1998 heeft het Gerecht enkele schadeposten aan Trias en [eiser 2] toegewezen en Aruba veroordeeld aan Trias en [eiser 2] te betalen de som van Afl. 2.480.133,60, waarvan een gedeelte ter grootte van Afl. 250.000,-- bij wijze van voorschot, vermeerderd met een nader vast te stellen bedrag aan wettelijke rente. Het Gerecht heeft voorts drie deskundigen benoemd die zich moesten uitlaten over diverse door het Gerecht in zijn vonnis vermelde punten.
Tegen dit vonnis van 17 juli 1998 is Aruba in hoger beroep gekomen. Het Hof heeft, na bij vonnis van 17 augustus 1999 een comparitie van partijen te hebben bevolen, bij vonnis van 19 oktober 1999, onder meer, het vonnis van het Gerecht vernietigd, Trias en [eiser 2] veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen op grond van het bestreden vonnis is betaald, enkele gevorderde schadevergoedingen afgewezen (als nader aangeduid in het vonnis), drie deskundigen benoemd met opdracht schriftelijk bericht uit te brengen omtrent het bestaan en de eventuele hoogte van de door Trias en [eiser 2] gederfde winst alsmede van andere schade, en de zaak wederom terugverwezen naar het Gerecht.
Nadat een van de benoemde deskundigen bij beschikking van het Gerecht van 15 januari 2003 door een andere deskundige was vervangen is het deskundigenrapport op 1 juni 2004 bij het Gerecht binnengekomen. De deskundigen hebben de schade begroot op US$ 20.193.754,-- bruto en netto (na aftrek van de reeds betaalde voorschotten) US$ 17.810.467,--. Na een kort gedingprocedure, waarbij Aruba is veroordeeld tot betaling van een voorschot van US$ 6.006.000,-- en een door Aruba gelegd beslag is opgeheven, heeft het Gerecht bij eindvonnis van 27 april 2005 Aruba veroordeeld tot betaling aan Trias en [eiser 2] van US$ 10.000.000,--, te verminderen met de reeds betaalde voorschotten en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 juli 2003 tot het moment van voldoening. Het meer of anders gevorderde heeft het Gerecht afgewezen.
Zowel Trias en [eiser 2] als Aruba hebben hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van het Gerecht.
Bij vonnis van 16 januari 2007 heeft het Hof het eindvonnis van het Gerecht vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering van Trias en [eiser 2] afgewezen.
Voornoemde vonnissen van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.