ECLI:NL:HR:2008:BF1226

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43552
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.W. van den Berge
  • C.J.J. van Maanen
  • C. Schaap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding in bezwaarfase en de strekking van artikel 7:15 lid 3 Awb

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure aangespannen door de Minister van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de aansprakelijkstelling van belanghebbende, X B.V., voor door A Limited te Q verschuldigde loonbelasting en premieheffing volksverzekeringen. De Ontvanger had op 28 november 2002 een beschikking afgegeven op basis van de Invorderingswet 1990, waarbij belanghebbende aansprakelijk werd gesteld. Het bezwaar tegen deze beschikking werd door de Ontvanger niet-ontvankelijk verklaard, maar later werd het bedrag van de aansprakelijkstelling verminderd.

Het Hof heeft het beroep tegen de uitspraak van de Ontvanger gegrond verklaard, de uitspraak vernietigd, en belanghebbende ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. Tevens werd de Ontvanger veroordeeld tot betaling van de proceskosten van belanghebbende in zowel de bezwaar- als beroepsfase. De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat het Hof ten onrechte een proceskostenvergoeding heeft toegekend voor de bezwaarfase, omdat belanghebbende niet had verzocht om vergoeding van deze kosten in de bezwaarfase, zoals vereist door artikel 7:15 lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, maar opgemerkt dat belanghebbende in de heropende bezwaarfase opnieuw de mogelijkheid heeft om een verzoek tot vergoeding van proceskosten in te dienen.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten in deze cassatieprocedure. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Nr. 43.552
19 september 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Minister van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 augustus 2006, nr. 03/01154, betreffende een ten aanzien van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) gegeven beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990.
1. Het geding in feitelijke instantie
Belanghebbende is bij beschikking van de Ontvanger van 28 november 2002 op grond van primair artikel 34 en subsidiair artikel 35 van de Invorderingswet 1990, juncto artikel 16 van de Wet financiering volksverzekeringen aansprakelijk gesteld voor door A Limited te Q verschuldigde loonbelasting/premieheffing volksverzekeringen.
De Ontvanger heeft bij uitspraak het tegen de beschikking gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
De Ontvanger heeft nadien bij ambtshalve gegeven beschikking het bedrag van de aansprakelijkstelling verminderd.
Het Hof heeft het tegen de uitspraak van de Ontvanger ingestelde beroep gegrond verklaard, die uitspraak vernietigd, belanghebbende ontvankelijk verklaard in haar bezwaar en de Ontvanger opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. Voorts heeft het Hof de Ontvanger veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende van de bezwaar- en de beroepsfase.
De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Minister heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
Het Hof heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en daarbij een proceskostenvergoeding toegekend voor de bezwaarschriftprocedure. Tegen dat oordeel richt zich het middel. Uit de uitspraak van het Hof en de gedingstukken blijkt niet dat belanghebbende, zoals artikel 7:15, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht als voorwaarde stelt, reeds in bezwaar heeft verzocht om vergoeding van de kosten van de bezwaarschriftprocedure. Het Hof heeft derhalve aan belanghebbende ten onrechte een proceskostenvergoeding verleend voor die kosten. Het middel slaagt mitsdien. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Opmerking verdient dat belanghebbende in de (ingevolge 's Hofs in zoverre in cassatie onbestreden beslissing) heropende bezwaarfase opnieuw in de gelegenheid is om een verzoek te doen tot vergoeding van proceskosten van de bezwaarschriftprocedure, daaronder begrepen de kosten die zijn gemaakt in het kader van de eerdere behandeling van het bezwaar. Artikel 7:15, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht staat er niet aan in de weg dat zodanig verzoek alsdan ook voor wat betreft laatstbedoelde kosten in behandeling wordt genomen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond, en
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch alleen voor zover daarbij aan belanghebbende een vergoeding is toegekend voor proceskosten in de bezwaarfase.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en C. Schaap, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2008.