ECLI:NL:HR:2008:BF1226
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding in bezwaarfase en de strekking van artikel 7:15 lid 3 Awb
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure aangespannen door de Minister van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de aansprakelijkstelling van belanghebbende, X B.V., voor door A Limited te Q verschuldigde loonbelasting en premieheffing volksverzekeringen. De Ontvanger had op 28 november 2002 een beschikking afgegeven op basis van de Invorderingswet 1990, waarbij belanghebbende aansprakelijk werd gesteld. Het bezwaar tegen deze beschikking werd door de Ontvanger niet-ontvankelijk verklaard, maar later werd het bedrag van de aansprakelijkstelling verminderd.
Het Hof heeft het beroep tegen de uitspraak van de Ontvanger gegrond verklaard, de uitspraak vernietigd, en belanghebbende ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. Tevens werd de Ontvanger veroordeeld tot betaling van de proceskosten van belanghebbende in zowel de bezwaar- als beroepsfase. De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat het Hof ten onrechte een proceskostenvergoeding heeft toegekend voor de bezwaarfase, omdat belanghebbende niet had verzocht om vergoeding van deze kosten in de bezwaarfase, zoals vereist door artikel 7:15 lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, maar opgemerkt dat belanghebbende in de heropende bezwaarfase opnieuw de mogelijkheid heeft om een verzoek tot vergoeding van proceskosten in te dienen.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten in deze cassatieprocedure. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.