ECLI:NL:HR:2008:BF1203
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- Rechtspraak.nl
Cassatie over rioolrechten en het gelijkheidsbeginsel in de gemeente Lochem
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 16 maart 2005. De zaak betreft de heffing van rioolrechten door de gemeente Lochem voor het belastingjaar 2001. Aan belanghebbende zijn twee verenigde aanslagen opgelegd, één voor het genot van een eigendom dat is aangesloten op de gemeentelijke riolering en één voor het gebruik van een eigendom van waaruit afvalwater wordt afgevoerd. Na bezwaar zijn deze aanslagen gehandhaafd door de heffingsambtenaar. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in cassatie is gegaan.
De Hoge Raad heeft zich in deze uitspraak gericht op de vraag of het buiten de heffing laten van 1120 eigendommen in het buitengebied een schending van het gelijkheidsbeginsel oplevert. Het Hof oordeelde dat deze eigendommen niet als gelijke gevallen moeten worden aangemerkt in de zin van de Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en stelde dat het beleid van de heffingsambtenaar, dat gebaseerd was op de opvatting dat deze eigendommen niet in de heffing konden worden betrokken, niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. Dit beleid was gericht op een specifieke groep belastingplichtigen en kon niet worden toegepast op belanghebbende, die wel was aangesloten op het rioolbuizenstelsel.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, wat betekent dat de uitspraak van het Hof in stand blijft. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van het gelijkheidsbeginsel in het bestuursrecht, maar ook de ruimte voor beleidskeuzes door lokale overheden in de heffing van belastingen.