ECLI:NL:HR:2008:BF1183
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Verplichting van het Openbaar Ministerie om minderjarige slachtoffers te horen in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, gepleegd in september 2005. De kern van de zaak betrof de vraag of het Openbaar Ministerie (OM) de minderjarige in de gelegenheid had gesteld om haar mening over de vervolging kenbaar te maken, zoals vereist door artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte stelde dat het OM niet-ontvankelijk verklaard moest worden omdat het hoorrecht niet was nageleefd. Het Hof had echter vastgesteld dat de minderjarige in haar verklaringen duidelijk had gemaakt dat zij vervolging van de verdachte wenste. De Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de minderjarige niet expliciet was gehoord, niet voldoende was om te concluderen dat de belangen van het kind ernstig waren geschaad. De Hoge Raad bevestigde dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat de belangen van de minderjarige voldoende waren gewaarborgd. Het beroep van de verdachte werd verworpen.