ECLI:NL:HR:2008:BF1030
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Huwelijksgoederenrecht en verdeling echtelijke woning na scheiding
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een geschil over de verdeling van de echtelijke woning na de ontbinding van de huwelijksgemeenschap. De vrouw heeft de man gedagvaard voor de rechtbank Utrecht en vorderingen ingesteld met betrekking tot de verdeling van de woning en de hypothecaire lening. De vrouw vorderde onder andere dat de waarde van de woning per 2 juni 1998 zou worden vastgesteld op ƒ 728.000,-- en dat de woning aan haar zou worden toegescheiden. De man heeft deze vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft na meerdere comparities en tussenvonnissen op 13 april 2005 een eindvonnis gewezen waarin de verdeling is vastgesteld. De man heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft op 23 november 2006 het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het de betaling van een bedrag wegens overbedeling betrof en heeft een nieuw bedrag vastgesteld dat de man aan de vrouw moest betalen. Het hof heeft de eerdere vonnissen voor het overige bekrachtigd.
Tegen het arrest van het hof heeft de man cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de klachten in het cassatiemiddel verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.