ECLI:NL:HR:2008:BF0649

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01471/07 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld op Curaçao

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld, gepleegd op 22 november 2005 op Curaçao. De Hoge Raad oordeelt dat de gebezigde bewijsmiddelen onvoldoende steun bieden voor de bewezenverklaring van het medeplegen door de verdachte. De feiten zijn als volgt: de verdachte en medeverdachten hebben twee slachtoffers gedwongen om in hun auto mee te gaan, waarna zij in een container werden vastgehouden. De slachtoffers werden bedreigd met vuurwapens en onder dwang werden hun waardevolle bezittingen afgenomen. De verdachte heeft verklaard dat hij op het moment van de beroving niet aanwezig was, maar dat hij later betrokken raakte bij het ophalen van gestolen goederen. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld, maar de Hoge Raad vernietigt de uitspraak, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de gijzeling en de diefstal. De zaak wordt terugverwezen naar het Gemeenschappelijk Hof voor herbehandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen en de strafoplegging.

Uitspraak

11 november 2008
Strafkamer
nr. S 01471/07 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 10 oktober 2006, nummer H-179/2006, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring "Bon Futuro" op Curaçao (Nederlandse Antillen).
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, de strafoplegging en de toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen, tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring onder 1 en 2 niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen, met name niet het medeplegen door de verdachte, en dat dientengevolge de vorderingen van de benadeelde partijen ten onrechte zijn toegewezen.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard, voor zover van belang voor de beoordeling van het middel:
"1.
dat hij in de nacht van 22 op 23 november 2005 op het eiland Curaçao tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [benadeelde partij 1] en of [benadeelde partij 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, hebbende hij en zijn mededaders, toen en daar opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 1] en voornoemde [benadeelde partij 2] wederrechtelijk en tegen hun wil gedwongen om met hem en zijn mededaders, in personenauto's mee te gaan en die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2] in een container ondergebracht en daar enige tijd vastgehouden, welke dwang verdachte en/of zijn mededaders hebben uitgeoefend door voornoemde [benadeelde partij 1] en voornoemde [benadeelde partij 2] vuurwapens te tonen en die [benadeelde partij 1] met een vuurwapen te slaan op het hoofd en die [benadeelde partij 2] dreigend mede te delen (in het Spaans) "niet moeilijk doen, anders maak ik je af" en door de ogen van die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2] af te plakken en de handen en de voeten van die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2] vast te binden;
2.
dat hij in de nacht van 22 op 23 november 2005 op het eiland Curaçao tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen: een gouden trouwring en een portemonnee met inhoud en een chequeboek en een tweetal mobiele telefoons en een horloge (namaak rolex) en identiteitsbewijzen en bankpassen en sleutels en een auto (Suzuki Alto met kenteken [A 00-00]) en diverse flessen (sterke) drank, toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [benadeelde partij 1] en genoemde [benadeelde partij 2], gepleegd door hem, verdachte en/of zijn mededaders met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2] uit het tonen van vuurwapens en het meermalen mondeling bedreigen met de dood en het afplakken van de ogen en blinddoeken en het vastbinden van de armen en de benen."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
(i) een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 2]:
"Op 22 november 2005 in de late avonduren bevond ik mij in het restaurant [A], alwaar ik manager ben.
Mede-eigenaar van het restaurant [benadeelde partij 1] was daar ook. Wij sloten het restaurant omstreeks 23.00 uur. Op de parkeerplaats van het restaurant zag ik plotseling drie personen met een vuurwapen, gericht op [benadeelde partij 1]. Ik werd in mijn auto geduwd. Ik zat achterin met een van de mannen. Een andere man zat achter het stuur. Mijn ogen en mond waren bedekt met plakband. Er werd ook een doek om mijn hoofd gelegd. De man naast mij zei: 'geef ons al het geld van het restaurant en ook uw geld; doe alles wat wij zeggen, want alles wat wij willen is geld en wij willen onze handen niet met bloed vervuilen.' Wij kwamen aan in een soort gebouw of huis. Ik moest op de grond gaan liggen. Een van de mannen vroeg welke de pincodes waren van de bankpassen die ik had. Ik heb de pincodes gegeven van zowel [bank A] als [bank B]. Daarna werden die codes nogmaals aan mij gevraagd. De man zei: 'Stop met stommiteiten en vertel mij de waarheid, anders zal je veel problemen krijgen.' Mij werd ook gezegd: 'Ik zal betonnen blokken aan jullie voeten vastbinden en jullie in het water gooien zodat niemand jullie kan vinden.' Op zeker moment maakte een man het plakband bij mijn ogen een beetje los. Ik moest twee cheques uit mijn eigen chequeboekjes tekenen. Naast het chequeboek had de man twee vuurwapens op de grond gelegd.
Van mij zijn weggenomen: chequeboeken van [bank C], [bank B] en [bank A], mobiele telefoon, [bank B]- en [bank A]bankpassen, Nederlands-Antilliaans rijbewijs, Nederlands-Antilliaans identiteitsbewijs, Colombiaans identiteitsbewijs, Suzuki Alto met kenteken [A 00-00], huissleutels, sleutels van het restaurant en contactsleutes van de auto."
(ii) een proces-verbaal van politie, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 1]:
"Op 22 november 2005 omstreeks 23.15 zat ik met [benadeelde partij 2] in mijn auto op de parkeerplaats van het restaurant [A]. Plots hoorde ik iemand op het raam aan de bestuurderszijde slaan. Ik zag dat dat gebeurde met de loop van een Glock pistool. Er waren drie mannen. Op bevel van een van de daders opende ik de deur aan de bestuurderszijde. Deze man zei: "Niet moeilijk doen, anders maak ik je af". Ik kreeg met de kolf van de Glock een klap op mijn achterhoofd en werd achterin mijn eigen auto gezet. Dader 1 deed tape over mijn ogen. We zijn daarna gaan rijden. Dader 1 zei dat ze ons zouden afmaken als we niet meewerkten. Hij vroeg ook of ik van vrijen hield en zei vervolgens: 'hoe kun je dat doen als ik je pik afsnijd?' Hij zei ook dat we geld gingen pinnen en dat hij me zou neerschieten als er geen geld was. In de auto is door dader 1 mijn gouden trouwring afgenomen. We zijn daarna bij een huis aangekomen. Het huis leek op een keet, want het klonk niet solide. Voordat ik de woning in ging werden mijn handen getaped achter mijn rug. Ook mijn benen werden vastgebonden. Mij werd gezegd dat ik geen aangifte mocht doen en niet naar de politie mocht gaan omdat anders mijn familie zou worden afgemaakt. Ik werd in het huis op de grond gelegd. Op zeker moment zei een van de daders dat het 05.00 uur was en dat we over drie uur naar huis mochten. Uiteindelijk zijn we vrijgelaten.
Van mij zijn weggenomen: Een gouden trouwring met ingegraveerd inscriptie '14-10-1996' en '18-10-1996' en de naam '[...]', zwarte portemonnaie, een checkboek, een GSM van het merk Nokia, een nep-Rolex, een identiteitskaart van Curaçao en een bankomaticakaart van [bank B]. In mijn portemonnaie zaten geld, diverse kaarten, en foto's van mijn dochter."
(iii) een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende - als relaas van de verbalisanten:
"Het adres van verdachte is [a-straat 1]."
- als verklaring van de verdachte:
"In verband met de beroving van de beheerders van [A] kan ik het volgende vertellen. Ik kwam die nacht thuis en trof een BMW op het erf van mijn woning. Ik besloot om naar [medeverdachte 1] te gaan, want die logeerde bij mij. [Medeverdachte 1] vertelde mij dat hij, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een man en vrouw hadden beroofd en dat ze ergens heen moesten gaan om dranken weg te nemen. Ik ging toen achter het stuur zitten. Ik ging samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]. [Medeverdachte 1] bleef met de man en de vrouw achter in de container. Op aanwijzingen van [medeverdachte 3] reed ik naar [restaurant A]. Daar haalden [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] flessen drank uit de zaak. Die werden in de kofferbak van onze auto gedaan. Thuis haalde [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] die flessen drank er weer uit."
(iv) een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 10 januari 2006 werden diverse inbeslaggenomen goederen getoond aan de aangever [benadeelde partij 2]. Zij herkende een sleutelbos met 7 sleutels en een oranje label, een sleutel van het merk Wink Haus met een groen label en een simkaartje met het telefoonnummer [telefoonnummer]. De sleutels zijn afkomstig van de huiszoeking [a-straat 1]. De simkaart is in beslag genomen bij de fouillering van [verdachte]."
(v) een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"[Medeverdachte 1] zei mij op 18 december 2005 dat hij een ruimte nodig had. Ik ging ermee akkoord dat hij een container/bouwkeet die wij op het erf hadden staan gebruikte."
2.4. Voorts heeft het Hof ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Voor wat betreft de feiten 1 en 2 geldt dat het medeplegen door verdachte blijkt uit het feit dat de aangevers (blijkens de aangiften) door meerdere mannen van hun vrijheid zijn beroofd en beroofd gehouden, dat medeverdachte [medeverdachte 1] uit de mond van verdachte heeft opgetekend dat deze een man en vrouw gegijzeld had, dat de container waarin de slachtoffers werden vastgehouden, naar verdachte zelf verklaart, door hem aan genoemde [medeverdachte 1] ter beschikking was gesteld, dat verdachte zelf verklaart mee te zijn geweest naar het restaurant van aangevers om flessen sterke drank te halen terwijl medeverdachte [medeverdachte 1] met de gijzelaars achterbleef in de container, dat een sleutelbos van slachtoffer [benadeelde partij 2] in de woning van verdachte is aangetroffen en dat ook de Simkaart van de telefoon van [benadeelde partij 2] bij hem werd aangetroffen, een en ander zonder dat verdachte voor het aantreffen van deze goederen bij hem een aannemelijke verklaring heeft gegeven."
2.5. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan, anders dan het Hof heeft overwogen, niet worden afgeleid dat de container waarin de slachtoffers op 22 november 2005 werden vastgehouden, op dat moment door de verdachte aan [medeverdachte 1] - degene die naar de Hoge Raad begrijpt door de verdachte [medeverdachte 1] wordt genoemd - in gebruik was gegeven en evenmin dat de verdachte aan [medeverdachte 1] heeft verteld dat hij, verdachte, de slachtoffers had gegijzeld.
Dit in aanmerking genomen vindt het bewezenverklaarde medeplegen door de verdachte van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de beide slachtoffers en de diefstal in vereniging met geweld beiden, onvoldoende steun in de gebezigde bewijsmiddelen. De bewezenverklaring is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dat behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het vierde middel geen bespreking behoeft en dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, de strafoplegging en de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen;
verwijst de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 11 november 2008.