ECLI:NL:HR:2008:BF0568
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Afstand van het recht op aanwezigheid bij de behandeling van de zaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Utrecht. De zaak werd behandeld bij verstek, waarbij de verdachte noch zijn raadsman aanwezig waren. De verdachte had eerder een brief gestuurd waarin hij zijn hoger beroep aankondigde, maar de dagvaarding voor het hoger beroep kon niet persoonlijk aan hem worden uitgereikt. In plaats daarvan werd de dagvaarding uitgereikt aan een door de verdachte mondeling gemachtigde persoon. Het Hof oordeelde dat de verdachte vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Dit oordeel werd door de Hoge Raad niet onbegrijpelijk geacht, ondanks de klacht van de verdachte dat het Hof de behandeling van de zaak niet had aangehouden. De Hoge Raad concludeerde dat er geen verplichting bestond voor het Hof om nader onderzoek te doen naar de redenen voor het schorsen van de behandeling, aangezien de verdachte op de hoogte was van de procedure en de dagvaarding correct was uitgereikt. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de uitspraak van het Hof in stand bleef.