ECLI:NL:HR:2008:BF0417

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/116HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijsaanbod en deskundigenbericht in civiele procedure

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door eiseres tegen de uitspraak van het gerechtshof te Arnhem. Eiseres had in eerste aanleg bij de rechtbank Almelo een vordering ingesteld tegen verweerder, waarbij zij een bedrag van € 24.341,14 vorderde. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen en eiseres veroordeeld tot betaling van € 6.135,50 aan verweerder. Eiseres ging in hoger beroep, waarbij het hof verweerder tot bewijs toeliet en een deskundigenonderzoek bevolen heeft. In het eindarrest van 5 december 2006 heeft het hof de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en verweerder veroordeeld tot betaling van € 4.107,45 aan eiseres. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de cassatiemiddelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 676,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 31 oktober 2008 en is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

31 oktober 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/116HR
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
2. [Eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats], Duitsland,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.G. Pherai,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook gezamenlijk worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 5 april 2004 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Almelo en, na wijziging van eis, gevorderd [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 24.341,14, met rente en kosten.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden en, in voorwaardelijke reconventie, gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen het bedrag van € 10.606,41 aan [verweerder] te voldoen.
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 1 december 2004, in conventie en reconventie, de vordering van [eiser] afgewezen en [eiser] veroordeeld tot betaling aan [verweerder] van € 6.135,50.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Het hof heeft bij tussenarrest van 16 augustus 2005 [verweerder] tot bewijs toegelaten en bij tussenarrest van 24 januari 2006 een deskundigenonderzoek bevolen. Bij eindarrest van 5 december 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank in conventie en reconventie vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [verweerder] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.107,45.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van 16 augustus 2005 en 5 december 2006 van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep, daar de voorgedragen cassatiemiddelen geen doel treffen.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 676,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 31 oktober 2008.