ECLI:NL:HR:2008:BF0416

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42254
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over legesheffing bij aanvraag bouwvergunning en de toepassing van de Gemeentewet

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, waarin het Hof het beroep van belanghebbende gegrond verklaarde en het bedrag aan leges voor een bouwvergunning verminderde. De heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem had leges geheven in verband met de aanvraag tot het verstrekken van een bouwvergunning. Na bezwaar tegen deze heffing, handhaafde de heffingsambtenaar het bedrag. Het Hof oordeelde dat de leges te hoog waren en verlaagde het bedrag. Belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.

De Hoge Raad beoordeelt de klacht van belanghebbende, die stelt dat de heffing van leges in strijd is met het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning. Dit besluit, gebaseerd op artikel 40a van de Woningwet, geeft voorschriften voor de indiening van een aanvraag om een bouwvergunning, maar de Hoge Raad oordeelt dat de gemeenteraad niet gebonden is aan de bepalingen in dit besluit bij het vaststellen van de leges. De klacht van belanghebbende faalt, omdat de gemeenteraad vrij is in zijn tariefstelling voor leges bij de behandeling van bouwvergunningaanvragen.

De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 12 september 2008.

Uitspraak

Nr. 42.254
12 september 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 16 juni 2005, nr. 04/00575, betreffende geheven leges.
1. Het geding in feitelijke instanties
In verband met het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een bouwvergunning is van belanghebbende een bedrag aan leges geheven, welk bedrag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem is gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard en het bedrag aan leges verminderd.
De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
3.1. Van belanghebbende is op grond van de Legesverordening 2003 van de gemeente Arnhem (hierna: de Verordening) een bedrag aan leges geheven ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een bouwvergunning. Dat bedrag aan leges is ingevolge de Verordening gebaseerd op de aanneemsom, inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting.
3.2. In cassatie herhaalt belanghebbende de reeds voor het Hof naar voren gebrachte klacht dat de heffing van het aldus berekende bedrag aan leges in strijd is met het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Stb. 2002, 409).
3.3. Dit op artikel 40a van de Woningwet gebaseerde besluit strekt slechts tot het geven van voorschriften omtrent de wijze van inrichting en indiening van een aanvraag om een bouwvergunning, alsmede omtrent de daarbij over te leggen gegevens en bescheiden. De gemeenteraad was daarom bij zijn tariefstelling voor de leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een bouwvergunning niet gebonden aan hetgeen in dat besluit of de daarbij behorende bijlage is vermeld. De klacht faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren J.W.M. Tijnagel en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2008.