ECLI:NL:HR:2008:BF0171

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01188/07 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep in ontnemingszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2008 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. Het beroep was ingesteld in het kader van een ontnemingszaak, waarbij de betrokkene werd beschuldigd van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De schriftuur die door de advocaat van de betrokkene, mr. B.J. Driessen, was ingediend, bevatte echter geen duidelijke klacht over de schending van een rechtsregel of een verzuim van een vormvoorschrift met betrekking tot het arrest in de ontnemingszaak. Hierdoor kon de Hoge Raad de schriftuur niet in behandeling nemen.

De Hoge Raad oordeelde dat de betrokkene niet-ontvankelijk was in het cassatieberoep, omdat de schriftuur niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De betrokkene had niet binnen de gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie ingediend, wat in strijd was met de voorschriften van de wet. Dit leidde tot de conclusie dat de betrokkene niet kon worden ontvangen in het beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van een duidelijke en tijdige schriftuur in cassatieprocedures. De Hoge Raad heeft de betrokkene dan ook niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

23 september 2008
Strafkamer
nr. S 01188/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 10 oktober 2006, nummer 21/005718-05, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. B.J. Driessen, advocaat te Nijmegen, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2. Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Hoewel blijkens de cassatieakte het beroep is ingesteld in de ontnemingszaak, behelst de schriftuur slechts een klacht die is gericht tegen 's Hofs arrest in de hoofdzaak. De schriftuur bevat dan ook niet een klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak - in dit geval het arrest in de ontnemingszaak - heeft gewezen. De schriftuur moet dan ook onbesproken blijven.
2.2. Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, in verbinding met art. 511h Sv, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 23 september 2008.