ECLI:NL:HR:2008:BF0171
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid cassatieberoep in ontnemingszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2008 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. Het beroep was ingesteld in het kader van een ontnemingszaak, waarbij de betrokkene werd beschuldigd van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De schriftuur die door de advocaat van de betrokkene, mr. B.J. Driessen, was ingediend, bevatte echter geen duidelijke klacht over de schending van een rechtsregel of een verzuim van een vormvoorschrift met betrekking tot het arrest in de ontnemingszaak. Hierdoor kon de Hoge Raad de schriftuur niet in behandeling nemen.
De Hoge Raad oordeelde dat de betrokkene niet-ontvankelijk was in het cassatieberoep, omdat de schriftuur niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De betrokkene had niet binnen de gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie ingediend, wat in strijd was met de voorschriften van de wet. Dit leidde tot de conclusie dat de betrokkene niet kon worden ontvangen in het beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van een duidelijke en tijdige schriftuur in cassatieprocedures. De Hoge Raad heeft de betrokkene dan ook niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.