ECLI:NL:HR:2008:BE9820
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep na niet-ontvankelijkheid in hoger beroep door gebrekkige oproeping
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2008 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld na een uitspraak van het Hof op 28 september 2006, waarbij hij niet-ontvankelijk was verklaard in zijn hoger beroep. De Hoge Raad oordeelt dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest, omdat de oproeping voor de nadere terechtzitting niet in persoon aan de verdachte is betekend. Hierdoor was de verdachte niet op de terechtzitting van 14 september 2006 verschenen, wat leidde tot de conclusie dat de dag van de nadere terechtzitting niet bekend was bij de verdachte. De Hoge Raad stelt vast dat de verdachte in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen, omdat het beroep binnen de gestelde termijn van veertien dagen is ingesteld na het moment dat het arrest hem bekend was. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard, maar de Hoge Raad heeft de AG in de gelegenheid gesteld om zich alsnog uit te laten over de voorgestelde middelen. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling.