ECLI:NL:HR:2008:BE9603
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de bewezenverklaring van medeplegen in drugstransport
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 oktober 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 150 kilogram hasjiesj, tezamen en in vereniging met een ander. De verdachte stelde dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van de hasjiesj in de auto die hij bestuurde. De Hoge Raad oordeelde dat de woorden 'tezamen en in vereniging met een ander of anderen' geen kwalificatieve betekenis hebben, maar een feitelijke omschrijving vormen van het begrip 'medeplegen'. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring niet innerlijk tegenstrijdig was, zoals de verdachte had betoogd. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd vastgesteld dat de bewezenverklaring berustte op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat. De verdachte had welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij verdovende middelen naar het buitenland vervoerde, wat leidde tot de conclusie dat hij voorwaardelijk opzet had op het delict. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke context bij de beoordeling van medeplegen in strafzaken.