ECLI:NL:HR:2008:BE9603

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00804/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bewezenverklaring van medeplegen in drugstransport

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 oktober 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 150 kilogram hasjiesj, tezamen en in vereniging met een ander. De verdachte stelde dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van de hasjiesj in de auto die hij bestuurde. De Hoge Raad oordeelde dat de woorden 'tezamen en in vereniging met een ander of anderen' geen kwalificatieve betekenis hebben, maar een feitelijke omschrijving vormen van het begrip 'medeplegen'. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring niet innerlijk tegenstrijdig was, zoals de verdachte had betoogd. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd vastgesteld dat de bewezenverklaring berustte op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat. De verdachte had welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij verdovende middelen naar het buitenland vervoerde, wat leidde tot de conclusie dat hij voorwaardelijk opzet had op het delict. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke context bij de beoordeling van medeplegen in strafzaken.

Uitspraak

28 oktober 2008
Strafkamer
nr. 00804/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, van 28 december 2006, nummer 20/000887-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring innerlijk tegenstrijdig is.
2.2.1. Bij inleidende dagvaarding is, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, tenlastegelegd dat de verdachte:
"tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (...) ongeveer 150 kilogram hasjiesj (...), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk toen al aldaar genoemde hasjiesj vervoerd in een auto teneinde die hasjiesj naar (...) Frankrijk te brengen."
2.2.2. Daarvan is bewezenverklaard dat de verdachte:
"tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (...) ongeveer 150 kilogram hasjiesj (...), immers heeft verdachte opzettelijk toen al aldaar genoemde hasjiesj vervoerd in een auto teneinde die hasjiesj naar (...) Frankrijk te brengen."
2.2.3. Ten aanzien van de bewezenverklaring heeft het Hof, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
"De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en evengenoemde bewijsmiddelen zijn de navolgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen:
- op 1 november 2005 werden verdachte en zijn mede-passagier, te weten: medeverdachte [medeverdachte 1], rijdend in een Volkswagen Golf met Frans kenteken, ter hoogte van Zevenbergschenhoek door verbalisanten staandegehouden;
- tijdens de op die staandehouding volgende controle van de persoonsgegevens van de bestuurder, zijnde verdachte, rook een van de verbalisanten door het geopende portierraam van die auto een sterke henneplucht;
- bij controle van het voertuig stuitten de verbalisanten onder andere op de achterbank op 2 weekendtassen en 2 linnen tassen;
- van 1 van de weekendtassen was de bovenzijde geopend en in die tas bevonden zich in bruin plakband omwikkelde pakketten; bij één pakket, die bovenop lag, was de verpakking losgesneden en de verbalisant constateerde dat dit pakket hasjiesj bevatte; hierop zijn beide passagiers van de auto aangehouden;
- uiteindelijk bleken evengenoemde weekend- en linnen tassen in totaal 150 kilogram hasjiesj te bevatten.
Verdachte heeft zowel bij zijn verhoren bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg het standpunt betrokken dat hij geen wetenschap had van de in de door hem bestuurde auto aangetroffen hasjiesj en derhalve niet wist dat hij verdovende middelen naar het buitenland aan het vervoeren was. Verdachtes raadsman heeft daaraan de conclusie verbonden dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit.
Dienaangaande overweegt het hof het navolgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij in opdracht van een hem onbekende kale man de van een Frans kenteken voorziene Volkswagen Golf naar Frankrijk moest brengen. Toen verdachte van die man de Volkswagen kreeg, is hij samen met de medepassagier in die auto naar Rotterdam-Zuid gereden. Daar is hij samen met de medeverdachte uit de auto gestapt en heeft hij de sleutels aan de kale man gegeven, waarna deze met die auto is weggereden. Enige tijd later werd de auto door een andere voor verdachte onbekende persoon weer terug gebracht. In de tussentijd is verdachte samen met zijn medepassagier in een café gaan zitten en hebben daar gewacht totdat de auto weer terug werd gebracht.
Nadat de auto door die laatstgenoemde onbekende persoon terug was gebracht, zijn verdachte en de medeverdachte in de auto gestapt en gaan rijden op weg naar Frankrijk. Verdachte heeft verklaard dat hij, voordat hij op weg ging naar Frankrijk, wel had gezien dat zich inmiddels achterin de auto 4 tassen bevonden, die daar voordien nog niet aanwezig waren.
Verdachte heeft bij zijn verhoor door de politie onder meer verklaard - zakelijk weergegeven - dat hij van de laatstgenoemde onbekende man had gehoord dat er in die tassen papier zat, dat naar de eigenaar daarvan in Frankrijk gebracht moest worden, maar dat hij de inhoud van die tassen niet heeft geverifieerd. Dat laatste was naar 's hofs oordeel onder de even weergegeven omstandigheden aangewezen geweest, te meer vanwege het feit dat het in casu ging om grensoverschrijdend vervoer van goederen.
Onder al die voornoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans dat hij in een personenauto verdovende middelen - zoals hasjiesj - buiten het grondgebied van Nederland bracht, heeft aanvaard en aldus voorwaardelijk zijn opzet daarop gericht heeft gehad."
2.3. Het middel steunt op de opvatting dat de in de tenlastelegging voorkomende woorden "tezamen en in vereniging met een ander of anderen" louter kwalificatieve betekenis hebben, doch ten onrechte aangezien de steller der tenlastelegging die woorden klaarblijkelijk heeft gebezigd ter nadere - feitelijke - omschrijving van het begrip "medeplegen" in de zin van art. 47 Sr. In aanmerking genomen dat dit "medeplegen" kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen het Hof in dat verband voorts nog heeft overwogen, berust de klacht dat de bewezenverklaring innerlijk tegenstrijdig is doordat die tevens inhoudt dat het de verdachte was die de hasjiesj feitelijk heeft vervoerd, op een verkeerde lezing van de bewezenverklaring.
2.4. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 28 oktober 2008.