ECLI:NL:HR:2008:BE9597
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de strafoplegging en vermindering van onbetaalde arbeid in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was veroordeeld tot het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid ten algemenen nutte. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door de advocaten mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen ten aanzien van de strafoplegging, en tot strafvermindering. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden. Dit leidde niet tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging, maar wel tot een vermindering van de straf. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren onbetaalde arbeid, en stelde dit aantal vast op 120 uren, met inachtneming van de door de Rechtbank bevolen aftrek. Het beroep werd voor het overige verworpen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een redelijke termijn in strafprocedures en de mogelijkheden voor strafvermindering bij overschrijding van deze termijn.