ECLI:NL:HR:2008:BE9593

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02393 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • A.J.A. van Dorst
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake diefstal met geweld en andere diefstal feiten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2008 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Rechtbank te Haarlem. De aanvrager was veroordeeld voor meerdere diefstallen, waaronder diefstal met geweld, en kreeg een maatregel opgelegd tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. De aanvrager heeft een verzoek tot herziening ingediend, waarin hij stelde dat er omstandigheden waren die niet tijdens de rechtszitting aan het licht waren gekomen, en die mogelijk tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, omdat de aangevoerde omstandigheden niet als zodanig konden worden aangemerkt. De aanvrager had onder andere aangevoerd dat zijn penitentiaire dossier ontbrak, dat zijn advocaat de verdediging had neergelegd, en dat hij zwaar gedrogeerd werd met medicatie. De Hoge Raad concludeerde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de aanvrage tot herziening te onderbouwen. Daarom werd de aanvrage niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling nam. De uitspraak benadrukt het belang van de vereisten voor herziening en de noodzaak om substantiële nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren die niet eerder bekend waren.

Uitspraak

2 september 2008
Strafkamer
nr. 08/02393 H
SM/RR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank te Haarlem van 19 september 2007, nummer 15/700454-07, ingediend door:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Rechtbank heeft de aanvrager ter zake van 1. "diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken", 3. "diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming" en 4. "diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd" de maatregel opgelegd tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Voorts heeft de Rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en aan de aanvrager betalingsverplichtingen opgelegd, een en ander zoals in het vonnis vermeld.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijk-verklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. In de aanvrage wordt, naar de Hoge Raad begrijpt, aangevoerd dat het penitentiaire dossier van de aanvrager ontbreekt, de advocaat van de aanvrager de verdediging heeft neergelegd en telefoontjes van de aanvrager weigert, de aanvrager telkens wordt overgeplaatst, de aanvrager zwaar gedrogeerd wordt met medicatie, hulp voor de aanvrager uitblijft en een ongeloofwaardige rechtsgang heeft plaatsgevonden. Derhalve zou de aanvrager geen eerlijk proces hebben gekregen.
3.4. Het in de aanvrage gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 2 september 2008.