ECLI:NL:HR:2008:BE9091

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/122HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep in faillissementszaak zonder belang

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoekster 2], beiden wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een beslissing van de rechter-commissaris in hun faillissementsprocedure. Op 22 maart 2006 zijn zij door de rechtbank Almelo in staat van faillissement verklaard, waarna een curator is aangesteld. Op 15 mei 2007 hebben de verzoekers een verzoekschrift ingediend bij de rechter-commissaris, waarin zij vroegen om een bedrag van € 5.444,-- aan hen over te maken. De rechter-commissaris heeft in een brief van 19 juni 2007 aangegeven dat er vooralsnog een gedeeltelijke uitkering kan plaatsvinden, maar dat dit afhankelijk is van de definitieve aanslagen van de belastingdienst.

De verzoekers hebben vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechter-commissaris, maar zijn bij beschikking van 11 juli 2007 niet-ontvankelijk verklaard voor een deel van hun verzoek. De rechtbank heeft de verzoekers ook afgewezen in hun verzoek om de curator te bevelen belastingteruggaven aan hen af te dragen. Tegen deze beslissing hebben de verzoekers cassatie ingesteld.

Tijdens de procedure heeft de advocaat van verzoekster 2 op 19 maart 2008 het beroep ingetrokken, omdat zij op 13 februari 2008 is overleden. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft op 17 oktober 2008 het beroep verworpen, waarbij de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

17 oktober 2008
Eerste Kamer
Nr. R07/122HR
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekers].
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van 22 maart 2006 zijn [verzoekers] door de rechtbank Almelo in staat van faillissement verklaard met benoeming van een rechter-commissaris en aanstelling van een curator.
Op 15 mei 2007 hebben [verzoekers] een verzoekschrift ex art. 69 Fw bij de rechter-commissaris ingediend. Zij hebben verzocht de curator op te dragen een bedrag van € 5.444,-- aan hen over te maken althans ter beschikking te stellen.
De rechter-commissaris heeft, na reactie van de curator, bij brief van 19 juni 2007 op het verzoek gereageerd en meegedeeld dat vooralsnog een gedeeltelijke uitkering aan [verzoekers] kan worden gedaan, maar dat eerst de definitieve aanslagen van de belastingdienst moet worden afgewacht.
De brief van de rechter-commissaris is aan dit arrest gehecht.
Bij beroepschrift, ingekomen op 27 juni 2007 bij rechtbank Almelo, hebben [verzoekers] op grond van art. 67 Fw hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechter-commissaris in zijn brief van 19 juni 2007.
Na mondelinge behandeling heeft de rechtbank bij beschikking van 11 juli 2007 [verzoekers] nietontvankelijk verklaard voor zover het verzoek beoogt een wijziging te bewerkstelligen van de beslissing van de rechter-commissaris ex art. 21 lid 2 Fw, het verzoek afgewezen voor zover het verzoek beoogd op te komen tegen de beslissing van de rechter-commissaris, waarbij deze nalaat een bevel aan de curator te geven de meergenoemde belastingteruggaven aan gefailleerden af te dragen en bepaald dat de rechter-commissaris binnen 14 dagen na deze beschikking het vrij te laten bedrag, als bedoeld in art. 21 lid 2 Fw, per 22 maart 2006, derhalve met terugwerkende kracht, opnieuw vaststelt.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 19 juni 2007 hebben [verzoekers] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bij brief van 19 maart 2008 heeft de advocaat van verzoekers het beroep wat [verzoekster 2] betreft ingetrokken, omdat zij op 13 februari 2008 is overleden.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 oktober 2008.