ECLI:NL:HR:2008:BE7451
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Faillissementsrecht en de strekking van de afkoelingsperiode bij bodembeslag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Ontvanger van de Belastingdienst en Singulus Technologies A.G. De zaak betreft de vraag of een bodembeslag dat door de Ontvanger is gelegd op geleasede machines, kan worden tegengeworpen aan Singulus, die de machines voor de beslaglegging heeft opgeëist. De feiten van de zaak zijn als volgt: Singulus had de Ontvanger gedagvaard om te verklaren dat het beslag niet aan haar kon worden tegengeworpen en om de Ontvanger te veroordelen tot teruggave van een bankgarantie. De rechtbank Amsterdam wees de vordering van Singulus af, maar het gerechtshof te Amsterdam vernietigde dit vonnis en wees de vordering alsnog toe. De Ontvanger ging in cassatie tegen het arrest van het hof.
De Hoge Raad overweegt dat de afkoelingsperiode, die op 20 februari 2003 door de rechtbank is afgekondigd, bedoeld is om de curator of bewindvoerder de tijd te geven om te bepalen welke goederen in de boedel vallen. Tijdens deze periode kan de bevoegdheid van derden om verhaal te nemen op de boedel niet zonder machtiging van de rechter-commissaris worden uitgeoefend. De Hoge Raad concludeert dat het bodembeslag dat door de Ontvanger is gelegd tijdens de afkoelingsperiode, niet kan worden tegengeworpen aan Singulus, die de machines tijdig heeft opgeëist. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van de Ontvanger en veroordeelt deze in de proceskosten van Singulus.
Deze uitspraak benadrukt de bescherming van de rechten van lessors tijdens een afkoelingsperiode en de noodzaak voor schuldeisers om rekening te houden met de wettelijke bepalingen die de positie van de curator en de bewindvoerder waarborgen. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de Faillissementswet en de Invorderingswet, vooral in situaties waarin bodembeslag wordt gelegd op goederen die niet aan de schuldenaar toebehoren.