ECLI:NL:HR:2008:BD9473
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid van beroep tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting
In deze zaak gaat het om de cassatie van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 juli 2005, betreffende naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd voor het parkeren op 16 en 17 maart 2004. Na bezwaar van A, heeft het Hoofd van de sector Belastingen de aanslagen gehandhaafd. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken van het Hoofd vernietigd. Het College heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarbij belanghebbende en A B.V. ook incidenteel beroep in cassatie hebben ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van het Hoofd niet-ontvankelijk is, omdat de uitspraken niet ten name van belanghebbende zijn gesteld. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht. Het onvoorwaardelijke incidentele beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, evenals het incidentele beroep van A. De Hoge Raad concludeert dat de uitspraken van het Hof niet in stand kunnen blijven, omdat het Hof had moeten oordelen dat het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk was.
De Hoge Raad wijst erop dat A, die bezwaar heeft gemaakt tegen de naheffingsaanslagen, niet als toegelaten partij aan het geding kan deelnemen, omdat zij geen beroep heeft ingesteld bij het Hof. De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht bieden geen ruimte voor participatie door belanghebbenden die geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om beroep in te stellen. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.