ECLI:NL:HR:2008:BD7806

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01718/07 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • A.J.A. van Dorst
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over profijtontneming en afwijzing deskundigenverzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende profijtontneming. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 31 januari 2006 had geoordeeld over een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1967 en wonende te [woonplaats], had via zijn advocaat, mr. R.F. Speijdel, middelen van cassatie voorgesteld. De kern van het geschil betrof de afwijzing door het Hof van een verzoek om een deskundige te horen over de prijzen van verdovende middelen, die door de politie en de betrokkene werden betwist. Het Hof had geoordeeld dat het verzoek niet noodzakelijk was voor de behandeling van de zaak, omdat het voldoende was voorgelicht op basis van de beschikbare gegevens.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel, dat niet klaagde over de door het Hof gehanteerde maatstaf of de motivering van de afwijzing van het verzoek, ondeugdelijk was. In cassatie kan niet worden onderzocht of het Hof het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. De Hoge Raad benadrukte dat alleen middelen van cassatie die voldoen aan de wettelijke vereisten in aanmerking komen voor onderzoek. De klachten die in deze zaak naar voren werden gebracht, voldeden niet aan deze vereisten, waardoor zij onbesproken moesten blijven.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt daarmee de beslissing van het Gerechtshof. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de eisen die aan cassatiemiddelen worden gesteld en de rol van deskundigen in strafzaken.

Uitspraak

21 oktober 2008
Strafkamer
nr. 01718/07 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 31 januari 2006, nummer 21/000606-05, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Schipper heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar een aangrenzend Gerechtshof dan wel terug zal wijzen naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel luidt:
"Ten onrechte heeft het Hof het gemotiveerde verzoek van de verdediging afgewezen om een deskundige te horen die kan verklaren over de door de politie enerzijds en rekwirant anderzijds gehanteerde prijzen van de verdovende middelen.
Rekwirant heeft immers de door de politie gehanteerde prijzen gemotiveerd betwist en van zijn kant tekst en uitleg gegeven omtrent de werkelijke prijzen.
Het Hof had dit verzoek, hetwelk de kern van de berekening van politie/Justitie aantast, niet mogen negeren en dus een deskundige dienen te benoemen zoals verzocht."
2.2. Bij de stukken van het geding bevindt zich een brief van de raadsman van de verdachte aan de Advocaat-Generaal bij het Hof van 3 mei 2005, inhoudende, voor zover hier van belang:
"Een belangrijk punt in deze zaak vormen de prijzen van de verdovende middelen. Cliënt betwist gemotiveerd en vanuit een zekere deskundigheid de door de politie opgevoerde prijzen.
Nu deze prijzen zo'n belangrijk element vormen in de totstandkoming van het gevorderde c.q. opgelegde bedrag verzoek ik U te bevorderen dat op de zitting waarop de zaak inhoudelijk zal worden behandeld (zie ook mijn verzoek om uitstel) er een deskundige door U zal worden opgeroepen welke kan verklaren over de door de politie gehanteerde prijzen en de door cliënt gehanteerde prijzen. Ik beschik niet over een naam van een dergelijke deskundige maar ik verzoek U dus te bevorderen dat een dergelijke deskundige op de zitting aanwezig zal zijn."
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 mei 2005 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"De raadsman voert verder aan dat hij blijft bij zijn verzoek, schriftelijk gedaan op 3 mei 2005 en gericht aan de advocaat-generaal, waarin hij vraagt te bevorderen dat voor de zitting waarop de zaak inhoudelijk zal worden behandeld, er een, niet bij naam genoemde, deskundige door de advocaat-generaal zal worden opgeroepen die kan verklaren over de door de politie en door zijn cliënt gehanteerde prijzen van verdovende middelen.
De advocaat-generaal deelt mede geen behoefte te hebben aan het horen van een door de raadsman van veroordeelde bedoelde deskundige, nu de prijzen van de verdovende middelen in casu zijn gebaseerd op onderzoeksbevindingen.
Zo het hof toch behoefte mocht hebben aan een verklaring van een deskundige, dan zou gedacht kunnen worden aan een registeraccountant van bureau [A] te [plaats].
De raadsman verklaart -zakelijk weergegeven-:
Ik persisteer bij mijn verzoek. Cliënt hanteert andere bedragen voor de opbrengsten van de verdovende middelen per kilo dan de rechtbank. Ik zou zijn uitlatingen willen verifiëren middels een visie van een deskundige. De rechtbank heeft mijns inziens te hoge prijzen gehanteerd.
Het hof onderbreekt de behandeling voor beraad.
Na gehouden beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het hof geen noodzaak ziet een deskundige als door de raadsman verzocht voor de behandeling van de zaak ter zitting op te roepen en te horen. De in het dossier voorkomende gegevens van Europol inzake de in diverse landen gesignaleerde in- en verkoopprijzen voor hennepproducten kunnen gelden als uitgangspunt voor de vaststelling van het bedrag, waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat. Het hof acht zich voldoende voorgelicht.
Het hof wijst het verzoek van de raadsman af."
2.4. Het middel, dat niet klaagt over de door het Hof gehanteerde maatstaf en evenmin over de motivering van 's Hofs afwijzing van het in het middel bedoelde verzoek, miskent dat in cassatie niet kan worden onderzocht of het Hof het verzoek ten onrechte heeft afgewezen.
2.5. Het middel is ondeugdelijk.
3. Beoordeling van het vierde en het zesde middel
Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De als middel 4 en 6 aangeduide klachten voldoen niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moeten blijven.
4. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 21 oktober 2008.