ECLI:NL:HR:2008:BD7806
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over profijtontneming en afwijzing deskundigenverzoek
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende profijtontneming. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 31 januari 2006 had geoordeeld over een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1967 en wonende te [woonplaats], had via zijn advocaat, mr. R.F. Speijdel, middelen van cassatie voorgesteld. De kern van het geschil betrof de afwijzing door het Hof van een verzoek om een deskundige te horen over de prijzen van verdovende middelen, die door de politie en de betrokkene werden betwist. Het Hof had geoordeeld dat het verzoek niet noodzakelijk was voor de behandeling van de zaak, omdat het voldoende was voorgelicht op basis van de beschikbare gegevens.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel, dat niet klaagde over de door het Hof gehanteerde maatstaf of de motivering van de afwijzing van het verzoek, ondeugdelijk was. In cassatie kan niet worden onderzocht of het Hof het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. De Hoge Raad benadrukte dat alleen middelen van cassatie die voldoen aan de wettelijke vereisten in aanmerking komen voor onderzoek. De klachten die in deze zaak naar voren werden gebracht, voldeden niet aan deze vereisten, waardoor zij onbesproken moesten blijven.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt daarmee de beslissing van het Gerechtshof. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de eisen die aan cassatiemiddelen worden gesteld en de rol van deskundigen in strafzaken.