ECLI:NL:HR:2008:BD7794
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de reikwijdte van het begrip 'ten verkoop in voorraad hebben' in de Antilliaanse wetgeving
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De zaak betreft een verdachte, voorheen bekend als [A] N.V., die beschuldigd werd van het opzettelijk in voorraad hebben van sigaretten met valse merken op de verpakking. De verdachte had in de periode van 5 juni 2000 tot en met 24 november 2003 op het eiland Curaçao een hoeveelheid sigaretten in voorraad gehad die valselijk waren voorzien van merken waarop andere bedrijven recht hadden. De verdediging voerde aan dat de sigaretten al vóór de invoer in de Nederlandse Antillen waren verkocht en dat de lading bestemd was voor doorvoer naar het buitenland, wat volgens hen zou moeten leiden tot vrijspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet gehouden was om op het verweer te beslissen, omdat de bewezenverklaring van feit 2 in een eerder arrest van de Hoge Raad op 7 november 2006 in stand was gelaten. Dit betekende dat de juistheid van die bewezenverklaring niet meer ter beoordeling stond. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof de reikwijdte van het begrip 'ten verkoop in voorraad hebben' correct had geïnterpreteerd en dat de wettelijke beperking van de strafbaarheid niet van toepassing was op de feiten die aan de verdachte waren ten laste gelegd. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere veroordeling door het Hof werd bevestigd.
Deze uitspraak benadrukt de strikte interpretatie van de Antilliaanse wetgeving met betrekking tot de strafbaarheid van het in voorraad hebben van goederen met valse merken, en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid in dergelijke zaken.