ECLI:NL:HR:2008:BD7592

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13139
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over procesvolmacht en rechtsbevoegdheid van een ontbonden rechtspersoon

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [eiseres] tegen de arresten van het gerechtshof te Amsterdam, waarin de ontvankelijkheid van de verweerder, Fides Finances Investment & Development Company Limited, in haar hoger beroep aan de orde is. Fides had in 1984 een conservatoir beslag gelegd op onroerende goederen van [eiseres] en vorderde de waardeverklaring van dit beslag. De rechtszaak heeft een lange voorgeschiedenis, waarin Fides op 28 juli 1995 is ontbonden en uit het 'Companies Register' van Hong Kong is verwijderd. Dit leidde tot vragen over de rechtsbevoegdheid van Fides om proceshandelingen te verrichten. De rechtbank Haarlem heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat Fides niet meer kon optreden in de procedure, tenzij een geldige volmacht werd overgelegd. Fides heeft echter in 2004 geprobeerd om de procedure te hervatten, maar de rolrechter heeft geoordeeld dat er geen toereikende volmacht was overgelegd, wat leidde tot verval van de instantie. Het gerechtshof heeft deze beslissing in hoger beroep bevestigd, maar [eiseres] heeft cassatie ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat het hof heeft miskend dat het verweer van [eiseres] dat Fides niet bevoegd was om op te treden, gemotiveerd was betwist. De Hoge Raad vernietigt de arresten van het hof en verwijst de zaak terug naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens wordt Fides veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

Uitspraak

26 september 2008
Eerste Kamer
07/13139
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats], Frankrijk,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
FIDES FINANCES INVESTMENT & DEVELOPMENT COMPANY LIMITED,
gevestigd te Hong Kong,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. A.L.Chr.M. Oomen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Fides.
1. Het geding in feitelijke instanties
Fides heeft bij exploot van 6 januari 1984 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem en gevorderd, kort gezegd, dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bij de dagvaarding betekende conservatoir beslag op de daarin vermelde onroerende goederen van waarde zal verklaren met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding, die van het beslag daaronder begrepen.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden en, bij incidentele conclusie, verzocht, kort gezegd, de rechtbank Fides te gelasten een zekerheid te stellen voor betaling der kosten, schade en interessen waartoe Fides veroordeeld zou kunnen worden en dat [eiseres] een valsheidincident zal aanspannen met betrekking tot de wissels, waarop Fides haar vordering baseert.
Bij vonnis in het incident van 21 mei 1999 heeft de rechtbank de vordering tot zekerheidsstelling afgewezen en [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering in het valsheidincident.
Vervolgens heeft [eiseres] een incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkverklaring opgeworpen wegens het niet (langer) bestaan van de procespartij. Bij vonnis van 16 juli 1996 heeft de rechtbank de vordering van [eiseres] in het incident afgewezen en de zaak verwezen naar de rol voor dupliek.
[Eiseres] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft bij arrest van 3 april 1997 het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Haarlem voor voortprocederen.
Fides heeft een akteverzoek tevens houdende correctie van eis genomen waarbij primair een totaal bedrag van ƒ 685.045,-- aan wisselschulden wordt gevorderd, te vermeerderen met 6,5% rente per jaar cumulatiefen subsidiair een bedrag van ƒ 608.819,81 met rente.
Op 1 februari 2000 heeft de rechtbank bij rolbeslissing de zaak van de rol afgevoerd nu is vastgesteld dat Fides op 28 juli 1995 heeft opgehouden te bestaan en geoordeeld dat verdere proceshandelingen aan de zijde van de eisende partij slechts kunnen worden verricht door een procureur die een (onder-)volmacht overlegt, afgegeven door de staat die thans gerechtigd is tot de vordering die de inzet van deze procedure vormt.
Fides heeft [eiseres] bij akte van 14 april 2004 opgeroepen voort te procederen.
De rolrechter heeft op 29 april 2004 beslist dat de zaak zal worden verwezen naar de rolzitting van 12 mei 2004 om de advocaat van Fides in de gelegenheid te stellen genoemde (onder-)volmacht over te leggen.
Bij rolbeschikking van 13 mei 2004 heeft de rolrechter geoordeeld dat niet een toereikende volmacht is overgelegd en heeft de instantie vervallen verklaard.
Tegen de vonnissen van 29 april 2004 en 13 mei 2004 heeft Fides hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Eiseres] heeft bij "incidentele memorie - voor alle verweren - tot niet-ontvankelijkverklaring van appellant" geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van Fides.
Bij arrest van 20 juli 2006 heeft het hof de vordering van [eiseres] in het incident afgewezen en de zaak verwezen naar de rol voor memorie van antwoord van [eiseres]. Nadat [eiseres] een memorie van antwoord had genomen, heeft het hof Fides bij arrest van 5 juli 2007 niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen het rolbericht van 29 april 2004, het vonnis van 13 mei 2004 tot vervallen verklaring van de instantie vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering tot vervallen-verklaring van de instantie afgewezen en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Haarlem.
Bij arrest van 11 oktober 2007 heeft het hof op verzoek van [eiseres] bepaald dat tegen het arrest van 5 juli 2007 beroep in cassatie zal kunnen worden ingesteld voordat de einduitspraak in de hoofdzaak is afgedaan.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof van 20 juli 2006 en 5 juli 2007 heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Fides heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiseres] mede door mr. N.T. Dempsey, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 24 juli 2008 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie gaat het om het volgende.
Fides heeft in 1984 een vordering ingesteld tegen [eiseres], strekkende tot vanwaardeverklaring van het onder haar gelegde conservatoir beslag. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij op [eiseres] drie wissels heeft getrokken van in totaal ƒ 748.036,-- ter zake van door [eiseres] ondertekende en goedgeschreven schuldbekente-nissen, alsmede dat de wissels door [eiseres] zijn geaccep-teerd en in 1983 zijn vervallen.
Bij vonnis van 2 december 1997 heeft de rechtbank vastgesteld dat Fides per 28 juli 1995 heeft opgehouden te bestaan. Nadat Fides in de gelegenheid was gesteld een procesvolmacht van haar mogelijke rechtsopvolger over te leggen, heeft de rechtbank de zaak op 1 februari 2000 van de rol afgevoerd. Fides heeft [eiseres] bij akte van 14 april 2004 opgeroepen tot voortprocederen. [Eiseres] heeft Fides opgeroepen tegen de rolzitting van 28 april 2004 teneinde verval van instantie te horen vorderen. Nadat Fides opnieuw de gelegenheid was geboden aan te tonen dat haar toenmalige procureur gemachtigd was proceshandelingen te verrichten, heeft de rechtbank bij rolbeslissing van 13 mei 2004, oordelende dat geen toereikende volmacht was overgelegd, de instantie vervallen verklaard. Tegen beide rolbeslissingen heeft Fides hoger beroep ingesteld. [Eiseres] heeft bij incidentele vordering geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het appel. Het hof heeft deze vordering afgewezen. Op het beroep van Fides heeft het hof het vonnis van 13 mei 2004 vernietigd en de vordering tot vervallenverklaring van de instantie alsnog afgewezen.
3.2 Het hof heeft in zijn arrest in het incident overwogen dat de vraag of Fides ontvankelijk is in haar hoger beroep bevestigend moet worden beantwoord, omdat (i) zij partij was bij de bestreden beslissingen die in haar nadeel zijn uitgevallen, (ii) zij (in ieder geval) sedert 18 juli 2003 (wederom) een bestaande rechtspersoon is en (iii) haar procureur rechtens wordt geacht op te treden krachtens een daartoe strekkende volmacht van de partij voor wie hij optreedt. De vraag of de rolrechter terecht heeft geoordeeld dat de procureur van Fides een machtiging dient over te leggen waaruit blijkt dat hij gemachtigd was in rechte op te treden namens de Staat die gerechtigd is tot de in het geding zijnde vordering, en dat bij gebreke daarvan de instantie vervallen moet worden verklaard, kan naar het oordeel van het hof alleen in de hoofdzaak worden beantwoord. In zijn daarin gewezen arrest van 5 juli 2007 heeft het hof overwogen (rov. 2.7) dat, uitgaande van het bestaan van Fides, moet worden vastgesteld dat de oproeping van 14 april 2004 is gedaan namens een op dat moment bestaande rechtspersoon, dat de namens deze rechtspersoon optredende advocaat en procureur al jaren als zodanig optraden, dat gedurende de periode dat Fides ontbonden was geen rechtsopvolgster het geding heeft opgenomen, en dat ten tijde van de bestreden beslissing dan ook geen grond bestond af te wijken van het beginsel dat van advocaten en procureurs geen overlegging van een schriftelijke volmacht wordt verlangd.
3.3 Het hof heeft miskend dat namens [eiseres] gemotiveerd is betwist dat, nadat Fides op grond van art. 290A (3) van de "Companies Ordinance" van Hong Kong met ingang van 28 juli 1995 was ontbonden en uit het "Companies Register" was verwijderd, waardoor zij naar het recht van Hong Kong was opgehouden te bestaan en niet (langer) in een juridische procedure of anderszins kon optreden, namens Fides bevoegd opdracht en volmacht is verleend voor het verrichten van procureurshandelingen. Dit verweer kan niet worden weerlegd met een beroep op de regel dat de procureur op zijn woord wordt geloofd. Nu Fides in 1995 was opgehouden te bestaan en [eiseres] na de hervatting van het geding in 2004 gemotiveerd had gesteld dat door of namens Fides - naar in cassatie niet is bestreden: sedert 18 juli 2003 weer als rechtspersoon bestaand - na 28 juli 1995 niet een opdracht en volmacht als hiervoor bedoeld kon zijn verleend, had het hof dit verweer behoren te onderzoeken. Daartoe had het hof ook aanleiding moeten vinden in de stellingen van Fides zelf, die immers betoogde dat Fides geheel vereenzelvigd moest worden met Van Poll die dan ook de opdrachtgever en volmachtverlener was, zonder duidelijk te maken op grond van welke hoedanigheid Van Poll rechtens bevoegd was namens Fides op te treden.
De hierop gerichte klachten van de onderdelen 1.1, 1.2 en 1.3 slagen dan ook.
3.4 Het voorgaande brengt mee dat het arrest van 20 juli 2006 en het daarop voortbouwende arrest van 5 juli 2007 niet in stand kunnen blijven en het middel voor het overige geen behandeling behoeft.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de arresten van het gerechtshof te Amsterdam van 20 juli 2006 en 5 juli 2007;
verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof te 's-Gravenhage;
veroordeelt Fides in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak de zijde van [eiseres] begroot op € 465,49 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 26 september 2008.