ECLI:NL:HR:2008:BD7092
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Omgangsrecht en ontzegging van omgang met minderjarig kind in het licht van het EVRM
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende het omgangsrecht van een vader met zijn minderjarig kind. De man, verzoeker tot cassatie, had eerder bij de rechtbank Utrecht verzocht om een omgangsregeling met zijn dochter, geboren op 3 juli 2002, na de echtscheiding van partijen. De rechtbank had op 19 november 2003 de echtscheiding uitgesproken en de vrouw, verweerder in cassatie, alleen met het gezag over de dochter belast. Het verzoek van de man om een omgangsregeling werd door de rechtbank bij beschikking van 12 april 2006 afgewezen. Hierop heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 4 januari 2007 de beschikking van de rechtbank bekrachtigde. Tegen deze beslissing heeft de man cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van de man niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de man verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank en het gerechtshof in stand zijn gebleven. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.