ECLI:NL:HR:2008:BD7081
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de hoofdverblijfplaats van een minderjarig kind na ondertoezichtstelling
In deze zaak heeft de man op 15 maart 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin hij verzocht om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van zijn minderjarige kind, [kind 1], bij hem zou zijn. De vrouw, de moeder van het kind, heeft dit verzoek bestreden en daarnaast een zelfstandig verzoek ingediend tot wijziging van de omgangsregeling. De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Na ontvangst van dit rapport en het advies van de Raad, is de mondelinge behandeling voortgezet. Op 2 februari 2007 heeft de rechtbank beslist dat de gewone verblijfplaats van [kind 1] voortaan bij de man zal zijn, en heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.
De vrouw heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden. Op 12 juli 2007 heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de vrouw cassatie ingesteld. De man heeft verzocht het cassatieberoep te verwerpen. De Advocaat-Generaal L.A.D. Keus heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 26 september 2008.