ECLI:NL:HR:2008:BD6833
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en symbolische vergoedingen
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure van X Holding B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 augustus 1997 tot en met 31 december 1997. De naheffingsaanslag was opgelegd door de Inspecteur, maar het Hof had deze aanslag vernietigd en verminderd. De belanghebbende, X Holding B.V., heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en de belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het Hof had geoordeeld dat de activiteiten van belanghebbende ten behoeve van een dochtervennootschap en een vennootschap onder firma (v.o.f.) zozeer met elkaar waren verweven dat splitsing van activiteiten niet mogelijk was. Het Hof concludeerde dat de vergoeding van € 1000 die belanghebbende in rekening had gebracht, niet voldeed aan de eisen van belastingplichtigheid volgens de Zesde richtlijn, omdat deze vergoeding als symbolisch werd beschouwd. Dit oordeel was gebaseerd op de vaststelling dat de vergoeding in wezen vrijgevigheid was, gezien het grote verschil tussen de kosten van de activiteiten en de ontvangen vergoeding.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste maatstaf had aangelegd door niet te onderzoeken welke prestaties door belanghebbende tegen vergoeding waren verricht. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de belanghebbende wel degelijk als belastingplichtige kan worden aangemerkt in de zin van de Zesde richtlijn, en dat het Hof zijn oordeel niet kon handhaven.
De Hoge Raad gelastte dat de Staat de kosten van het geding in cassatie vergoedt aan de belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en dat het griffierecht van € 428 aan de belanghebbende wordt vergoed. Dit arrest is gewezen op 11 juli 2008.