ECLI:NL:HR:2008:BD6829
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van de 30%-regeling voor een beroepsvoetballer
In deze zaak gaat het om een beroepsvoetballer die in cassatie is gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de afwijzing van een verzoek om voortgezette toepassing van de 30%-regeling, zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. De Inspecteur had eerder, bij beschikking van 19 november 2003, het verzoek van de belanghebbende afgewezen. Na bezwaar werd deze beslissing gehandhaafd, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot de cassatieprocedure.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende, een in Oekraïne geboren beroepsvoetballer, in 1996 een contract had met een betaaldvoetbalorganisatie in de eredivisie. Voor de periode van 1 juli 1996 tot en met 30 juni 2006 was er een goedkeuringsverklaring afgegeven voor de toepassing van de 35%-vergoedingsregeling. Na beëindiging van zijn dienstbetrekking per 30 juni 2003, trad hij per 1 juli 2003 in dienst bij een andere Nederlandse club in de eerste divisie. De Inspecteur weigerde echter de voortgezette toepassing van de 30%-regeling, wat leidde tot de rechtszaak.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de belanghebbende niet beschikte over een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is. Het Hof had daarbij de hoogte van het salaris van de belanghebbende in overweging genomen, wat significant lager was dan het gemiddelde inkomen van beroepsvoetballers in de hoogste divisie. De Hoge Raad verwierp de middelen van de belanghebbende en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, zonder termen aanwezig te achten voor een veroordeling in de proceskosten.