ECLI:NL:HR:2008:BD6386
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 13 juni 2007 een vonnis van de Rechtbank te Roermond heeft bevestigd. De verdachte was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met het verbod van artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet, en kreeg een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door de advocaten mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, stellende dat de verdachte geen belang heeft bij de klacht over de nadere bewijsoverweging in het vonnis. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de nadere bewijsoverweging niet voldoende duidelijkheid biedt over de herkomst van de genoemde feiten en omstandigheden. Echter, de Hoge Raad oordeelt dat de verdachte belang mist bij deze klacht, aangezien hij dit verweer bij het Hof heeft laten varen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken op 7 oktober 2008 door vice-president G.J.M. Corstens en de raadsheren W.A.M. van Schendel en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.