3.2.1. Ter terechtzitting in hoger beroep van 30 mei 2007 heeft de raadsman van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities die - voor zover hier van belang - het volgende inhouden:
"4. Subsidiair meen ik dat u van het eerste feit op deze dagvaarding - waarvan ik dan maar weer aanneem dat het ziet op de leveringen aan [betrokkene 1] - moet vrijspreken. Cliënt heeft geen amfetamine geëxporteerd, ook niet in de wel zeer ruime zin die art. 1 lid 5 Opiumwet daaraan geeft. Cliënt heeft niet "met bestemming naar het buitenland" vervoerd, "ten vervoer aangeboden" of "in een naar het buitenland bestemd voertuig aanwezig" gehad.
5. De amfetamine is blijkens het dossier niet over de grens gebracht alvorens die over te dragen aan de koper. Ook [betrokkene 1] verklaart dat steeds in Nederland aan haar werd geleverd. Zij vertelt zelfs dat mijn cliënt bij de transacties de amfetamine niet eens in zijn auto had. Het lag op een veld of akker gedeponeerd (p. 6414 en 6415). Daarmee is in elk geval duidelijk dat cliënt juist uitdrukkelijk niet "met bestemming naar het buitenland" heeft willen vervoeren.
6. Dat [betrokkene 1] een Duitse is en in een auto met een Duits kenteken reed, maakt nog niet dat cliënt de amfetamine buiten Nederland heeft gebracht. Uit HR NJ 2001, 256 volgt dat het enkele feit dat de koper een buitenlandse nationaliteit heeft, onvoldoende is om aan te nemen dat de verkoper opzettelijk buiten het grondgebied wilde brengen. Toen de amfetamine in het voertuig van cliënt lag, had dit voertuig geen buitenlandse bestemming. Toen de amfetamine in het voertuig van [betrokkene 1] lag, was dit buiten de sfeer van cliënt. Hij bevond zich immers niet in het voertuig van [betrokkene 1]. Het was [betrokkene 1] helemaal alleen die de amfetamine uit het vrije veld opraapte en in haar auto heeft gelegd. Dat de locatie dicht bij de grens was gelegen, zegt ook al niets. Dat geldt voor heel Siebengewald en de regio eromheen. Ook de vraag of het kenteken van de auto Duits of Nederlands was, hoeft juist in de grensregio en juist bij een Duitse niets te betekenen. Juist in zo'n grensregio zijn erg veel auto's op de weg met het kenteken van het buurland. Of dat nu is omdat de bezitter daar daadwerkelijk woont of omdat hij of zij een auto van de zaak heeft of omdat hij of zij bijvoorbeeld liever geen BPM betaalt? Dat kun je er niet aan afzien. Vaststaat in elk geval dat cliënt wel wist dat [betrokkene 1] Duitse was, maar ook dat hij wist dat zij in Nederland werkte en vaak op een camping in Nederland verbleef.
7. Anders dan de rechtbank wil, heeft cliënt niet "ten vervoer aangeboden". De amfetamine was door [betrokkene 1] gekocht. Zij was een afnemer, geen werknemer of transporteur. Ten vervoer aanbieden houdt niet meer in dan aanbieden opdat het vervoerd worde, de andere betekenis die de rechtbank eraan geeft, is in de jurisprudentie niet geheel onbekend, maar toch gewoon grammaticaal onbestaanbaar. Het komt in feiten gewoon neer op analogische wetstoepassing en die wordt verboden door art. 1 Sr. Ik vind dat dubbel bedenkelijk omdat de leden 4 en 5 van art. 1 Opiumwet al zo ontzettend ruim zijn geformuleerd. Als vervolgens ook nog al datgene onder "ten vervoer aanbieden" wordt gebracht wat daarmee taalkundig niets heeft uit te staan, blijft er van het lex certa gebod helemaal niets meer over. Als u bij de groenteman een krop sla koopt en u neemt die mee naar uw auto, heeft de groenteman u die dan "ten vervoer aangeboden"? Zou u dat met droge ogen ook maar vijf minuten durven volhouden? Ik niet! En in dit opzicht zijn er geen relevante verschillen tussen een krop sla en een kilo amfetamine. Het wordt verkocht en daarna verliest de verkoper zowel de beschikkingsmacht als de belangstelling. Of u daarna uw krop sla nog eens vervoert of ter plekke consumeert, begraaft of aan een passant cadeau doet zal de verkoper een zorg zijn. Terecht! Het gaat hem niets meer aan. U bent eigenaar van de sla geworden en u heeft niet slechts onder u - ten vervoer of met welk doel dan ook.
8. Ook nu weer zij opgemerkt dat dit alles a fortiori geldt voor het geval de tenlastelegging van feit 1 (mede) mocht zien op de levering aan [betrokkene 2], die op zijn beurt weer aan [betrokkene 3] zou hebben geleverd, die wederom op zijn beurt grensoverschrijdend vervoerd zou hebben. Het verband met de overschrijding van de rijksgrens is hier immers nog verder verwijderd.
9. Van het eerste feit moet u derhalve vrijspreken."