ECLI:NL:HR:2008:BD6171

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/118HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beëindiging overeenkomst tot aanneming van werk en onbetaalde facturen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser] c.s. en [verweerster] over de beëindiging van een overeenkomst tot aanneming van werk en onbetaald gebleven facturen. [Verweerster] heeft op 29 januari 2001 [eiser] c.s. gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem, waarbij zij een bedrag van ƒ 101.862,63 vorderde, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. [Eiser] c.s. hebben de vordering bestreden en in reconventie gevorderd dat de overeenkomst ontbonden zou worden, met een vordering tot betaling van ƒ 60.000,--, met rente en kosten. De rechtbank heeft in haar eindvonnis van 4 augustus 2004 [eiser] c.s. veroordeeld tot betaling aan [verweerster] van € 28.599,78, vermeerderd met wettelijke rente, en de reconventionele vordering afgewezen.

Tegen dit eindvonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. In hoger beroep hebben zij hun eis gewijzigd en verzocht om vernietiging van eerdere vonnissen en ontbinding van de overeenkomst. [Verweerster] heeft incidenteel appel ingesteld en vorderingen tot betaling gedaan. Het hof heeft bij arrest van 2 november 2006 de bestreden vonnissen van de rechtbank bekrachtigd en de vorderingen van beide partijen afgewezen.

Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep van [verweerster] op niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep verworpen. De zaak is behandeld door de Hoge Raad, waarbij de conclusie van Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het cassatieberoep verworpen en [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 4.021,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

26 september 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/118HR
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. CONNECTICOM WATERLAND B.V.,
gevestigd te Watergang, gemeente Waterland,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster], handelende onder de naam Hout Moet,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerster] heeft bij exploot van 29 januari 2001 [eiser] c.s. gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem en gevorderd, kort gezegd, [eiser] c.s. te veroordelen om aan [verweerster] te betalen een bedrag van ƒ 101.862,63, vermeerderd met de wettelijke rente over ƒ 94.807,36 en kosten.
[Eiser] c.s. hebben de vordering bestreden en, in reconventie, gevorderd, kort gezegd, de overeenkomst tussen partijen ontbonden te verklaren, althans voor zover nodig te ontbinden en [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [eiser] c.s. van een bedrag van ƒ 60.000,--, met rente en kosten.
De rechtbank heeft, na tussenvonnissen waarbij o.a. tot comparitie van partijen is gelast en tot een deskundigenbericht is besloten dan wel later bevolen door de rechtbank, bij eindvonnis van 4 augustus 2004 in conventie [eiser] c.s. veroordeeld tot betaling aan [verweerster] een bedrag van € 28.599,78 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2000 tot aan de dag van de algehele afdoening, en het meer of anders gevorderde afgewezen. In reconventie is de vordering afgewezen.
Tegen het eindvonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam en - na wijziging van eis - geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen van 24 april 2001, 19 februari 2003, 27 augustus 2003 en 4 augustus 2004. Voorts hebben zij, na wijziging van eis, het hof verzocht, opnieuw rechtdoende, het bindend advies te vernietigen, de overeenkomst tussen partijen te ontbinden althans aan te passen en [verweerster] te veroordelen tot betaling aan hen van € 131.642,71, te vermeerderen met wettelijke rente.
[Verweerster] heeft incidenteel appel ingesteld en gevorderd, kort gezegd, dat het hof [eiser] c.s. zal veroordelen tot betaling van € 1.783,04, te vermeerderen met de wettelijke rente en de bestreden vonnissen voor het overige, met afwijzing van de in hoger beroep gewijzigde eis, zal bekrachtigen.
Bij arrest van 2 november 2006 heeft het hof de bestreden vonnissen van de rechtbank bekrachtigd en hetgeen door partijen in hoger beroep bij wege van vermeerdering van eis is gevorderd, afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het beroep van [verweerster] op niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep van [eiser] c.s. heeft de Hoge Raad bij arrest d.d. 21 december 2007 verworpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft op 11 juli 2008 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 4.021,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 26 september 2008.