ECLI:NL:HR:2008:BD5983

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/075HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over verschuldigde koopprijs bij verkoop en levering van ramlammeren

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], op 29 april 2005 verweerder c.s. gedagvaard voor de rechtbank Utrecht. Eiser vorderde onder andere een bedrag van € 23.933,55 wegens wanprestatie, alsmede buitengerechtelijke kosten en schadevergoeding. Verweerder c.s. hebben de vorderingen bestreden en in reconventie een bedrag van € 18.338,10 gevorderd. De rechtbank heeft op 28 december 2005 in conventie verweerder c.s. veroordeeld tot betaling van € 15.928,35, maar in reconventie de vorderingen afgewezen. Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 9 november 2006 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda, die tot verwerping van het beroep strekte, gevolgd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 473,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

12 september 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/075HR
EV/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.A. Meijer,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Verweerder 2],
3. [Verweerster 3],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. K.T.B. Salomons.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 29 april 2005 [verweerder] c.s. gedagvaard voor de rechtbank Utrecht en gevorderd, kort gezegd:
* [verweerder] c.s. te veroordelen uit hoofde van wanprestatie om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 23.933,55 alsmede een bedrag ad € 2.393,36 terzake de door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke rente over voorgemelde bedragen vanaf 2 februari 2005 tot de dag der algehele voldoening,
* [verweerder] c.s. te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] reeds geleden en nog te lijden schade ad € 250,-- per dag, vanaf 2 februari 2005 tot de dag der algehele voldoening van het bedrag,
* vergoeding van de gemaakte administratieve kosten ad € 928,-- inclusief 19% BTW,
* [verweerder] c.s. te veroordelen in de kosten van de procedure.
[Verweerder] c.s. hebben de vorderingen bestreden en, in reconventie, gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 18.338,10 dan wel een bedrag van € 13.448,80 met rente en kosten.
De rechtbank heeft, na het houden van een comparitie van partijen, bij vonnis van 28 december 2005 in conventie [verweerder] c.s. veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.928,35, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2005 tot de dag van volledige betaling. In reconventie zijn de vorderingen afgewezen.
Tegen het vonnis van 28 december 2005 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 9 november 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 473,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 september 2008.