ECLI:NL:HR:2008:BD5715

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/184HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervroegde onteigening van onroerende zaken door de Provincie Noord-Holland

In deze zaak heeft de Provincie Noord-Holland [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam met het verzoek om vervroegd onteigening van bepaalde onroerende zaken. De Provincie vorderde dat de onteigening zou worden uitgesproken ten behoeve van de Provincie, met de bepaling dat het eigendom zou overgaan op de Provincie na inschrijving van het vonnis in de registers. Daarnaast werd gevraagd om vaststelling van de schadeloosstelling op € 199.950,-- en om deskundigen en een rechter-commissaris te benoemen. De rechtbank heeft op 2 mei 2007 de vervroegde onteigening uitgesproken en het voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op het gevraagde bedrag. [Eiser] heeft hiertegen cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Provincie zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en W.D.H. Asser, en is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2008.

Uitspraak

12 september 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/184HR
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. van den Berg,
t e g e n
de rechtspersoon naar publiek recht de PROVINCIE NOORD-HOLLAND,
zetelende te Haarlem,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Provincie.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Provincie heeft bij exploot van 2 februari 2007 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en na wijziging van eis gevorderd:
* bij vervroeging uit te spreken de onteigening van de omschreven onroerende zaken, ten name van en ten behoeve van de Provincie, met de bepaling dat door inschrijving van het ten deze te wijzen vonnis in de daartoe bestemde registers het eigendom zal overgaan op de Provincie, vrij van alle rechten, lasten, huren en pacht;
* bij aanvaarding van het aanbod bij conclusie van antwoord het bedrag van de schadeloosstelling
vast te stellen op het aangeboden bedrag van € 199.950,--;
* indien het aanbod niet alsnog wordt aanvaard, het voorschot te bepalen op 100% van het aangeboden bedrag, met bepaling dat geen zekerheid voor de voldoening van de schadeloosstelling noodzakelijk is;
* deskundigen in oneven getale en een rechter-commissaris te benoemen, een datum voor descente te bepalen en bij later vonnis de schadeloosstelling vast te stellen volgens de wet, zonodig met veroordeling van de Provincie tot betaling van het bedrag waarmee de vastgestelde schadeloosstelling het betaalde voorschot te boven gaat, dan wel met veroordeling van [eiser] tot terugbetaling van het gedeelte van het voorschot dat de vastgestelde schadeloosstelling te boven gaat;
* met veroordeling van de Provincie tot gestanddoening van haar aanbod dat de bestaande toeritten tot de Legmeerdijk gehandhaafd blijven totdat de nieuwe ontsluitingsweg zal zijn aangelegd.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
Bij vonnis van 2 mei 2007 heeft de rechtbank, na mondelinge behandeling, de vervroegde onteigening van de betrokken percelen uitgesproken, het voorschot op de schadeloosstelling voor [eiser] vastgesteld op € 199.950,--, deskundigen en een rechter-commissaris benoemd, het nieuwsblad aangewezen waarin de uitgesproken onteigening alsmede tijd en plaats van de opneming door deskundigen zullen worden aangekondigd en iedere verdere beslissing aangehouden.
Dit vonnis is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
[Eiser] heeft tegen het vonnis van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Provincie heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor de Provincie mede door mr. R.T. Wiegerink, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 11 juli 2008 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Provincie begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 september 2008.