ECLI:NL:HR:2008:BD5713

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/101HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Hammerstein
  • O. de Savornin Lohman
  • W.D.H. Asser
  • E.J. Numann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de ongedaanmaking van een door werkgever aanvaarde opzegging van het dienstverband

In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], Azivo gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, met de vordering om te verklaren dat Azivo niet als goed werkgever heeft gehandeld. Eiseres stelde dat haar dienstverband niet was geëindigd op 1 september 2002 en dat de opzegging van het dienstverband nietig was. Daarnaast vorderde zij doorbetaling van haar loon, vakantiebijslag, wettelijke rente en schadevergoeding wegens immateriële schade. Azivo heeft de vorderingen bestreden.

De kantonrechter heeft op 19 augustus 2003 een comparitie van partijen gelast, die op 29 september heeft plaatsgevonden. Tijdens deze comparitie hebben beide partijen ingestemd met een bewijsopdracht aan eiseres om aan te tonen dat Azivo als een slecht werkgever heeft gehandeld. De kantonrechter heeft op 11 november 2003 besloten dat van de vijftien door eiseres aangekondigde getuigen er vijf voldoende waren. Na het horen van deze getuigen heeft de kantonrechter op 28 september 2004 de vorderingen van eiseres afgewezen.

Eiseres heeft tegen dit eindvonnis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 25 augustus 2006 het eindvonnis heeft bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft op 26 september 2008 het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekte ook tot verwerping van het beroep, waarop de advocaat van eiseres op 11 juli 2008 schriftelijk heeft gereageerd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

26 september 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/101HR
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R. Dhalganjansing,
t e g e n
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ AZIVO ALGEMEEN ZIEKENFONDS DE VOLHARDING U.A.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Azivo.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij exploot van 28 februari 2003 Azivo gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, en gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat Azivo jegens [eiseres] niet als goed werkgever heeft gedragen, dat het dienstverband tussen Azivo en [eiseres] niet is geëindigd of beëindigd op 1 september 2002 en nadien doorloopt en dat de opzegging van het dienstverband nietig is, en voorts Azivo te veroordelen tot doorbetaling van het loon vanaf 1 september 2002, vermeerderd met de wettelijke verhoging, vakantiebijslag en de wettelijke rente, alsmede een door de kantonrechter vast te stellen bedrag aan schadevergoeding wegens immateriële schade.
Azivo heeft de vorderingen bestreden.
Bij tussenvonnis van 19 augustus 2003 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast die op 29 september heeft plaatsgevonden. Blijkens het procesverbaal hebben beiden partijen ermee ingestemd dat zonder tussenvonnis in dit procesverbaal een bewijsopdracht wordt geformuleerd waarbij aan [eiseres] is opgedragen te bewijzen dat Azivo als een slecht werkgever heeft gedragen door [eiseres] op 18 juli 2002 te dwingen haar ontslagbrief te schrijven. Bij rolbeschikking van 11 november 2003 heeft de kantonrechter [eiseres] meegedeeld dat de door [eiseres] aangekondigde vijftien getuigen niet worden aanvaard, maar vijf direct betrokken getuigen voorshands voldoende te vinden.
De kantonrechter heeft, na het horen van vijf getuigen in enquête en contra-enquête, bij eindvonnis van 28 september 2004 de vorderingen afgewezen.
Tegen het eindvonnis van 28 september 2004 zomede het procesverbaal van comparitie d.d. 29 september 2003 en de rolbeschikking van 11 november 2003 heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 25 augustus 2006 heeft het hof het eindvonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Azivo heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] op 11 juli 2008 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Azivo begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 26 september 2008.