ECLI:NL:HR:2008:BD4876

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01446/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • A.J.A. van Dorst
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsklacht en opzet in fraudezaak met valse salarisspecificaties

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk gebruik maken van valse salarisspecificaties in een fraudezaak. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte overhandigde op 11 september 2003 aan de rechtbank in Breda salarisspecificaties die later als vals zijn aangemerkt. Tijdens het onderzoek bleek dat er een discrepantie was tussen de overgelegde salarisspecificaties en de specificaties die op de computer van de verdachte waren aangetroffen. Het Hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de onregelmatigheden en dat hij opzettelijk handelde door deze valse documenten te overleggen.

De Hoge Raad heeft de motivering van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof niet onbegrijpelijk heeft kunnen afleiden dat de verdachte met opzet heeft gehandeld. De verdediging voerde aan dat niet bewezen kon worden dat de verdachte met voorwaardelijk opzet handelde, maar de Hoge Raad verwierp dit verweer. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het opzet voldoende was gemotiveerd en dat de klacht over de bewijsmiddelen geen zelfstandige betekenis had. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en het arrest van het Hof bevestigd, waarmee de veroordeling van de verdachte in stand bleef.

Uitspraak

30 september 2008
Strafkamer
Nr. S 01446/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 december 2006, nummer 20/009313-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J.A. Castelijn, advocaat te Breda, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
1.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt onder meer over de motivering van de bewezenverklaring voor zover deze inhoudt dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste geschriften.
2.2. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op 11 september 2003 te Breda opzettelijk gebruik heeft gemaakt
- van valse of vervalste salarisspecificaties van 27 september 2002 en 31 oktober 2002 (D/298) en
- van een valse of vervalste brief van de belastingdienst aan [A] BV van 14 januari 2003 (D/307),
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte vorengenoemde geschriften heeft overgelegd aan de meervoudige strafkamer van de arrondissementsrechtbank Breda en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat - zakelijk weergegeven - valselijk:
- het aansluitingsnummer 026160931090101 was vermeld op de salarisspecificaties van 27 september en 31 oktober 2002 (D/298) en - geen loonbelasting- cq omzetbelastingnummer was vermeld op de brief van de belastingdienst aan [A] BV van 14 januari 2003 (D/307)."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen die zijn vermeld in de bestreden uitspraak en de aanvulling daarop als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv die aan dit arrest zijn gehecht.
2.4. Het bestreden arrest houdt voorts, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Opzet
De raadsman heeft aangevoerd (punt 10.1/10.5 in de pleitnotitie) dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte bij het ter zitting overleggen van de bescheiden handelde met het voor artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht vereiste (voorwaardelijk) opzet.
Het hof verwerpt dit verweer. Uit de door verdachte bij de FIOD afgelegde verklaringen blijkt dat verdachte voor zijn arrestatie duidelijk op de hoogte was van het reilen en zeilen binnen zijn B.V.'s. Zo heeft hij verklaard dat hij alle aangiften omzetbelasting van zijn bedrijven heeft ingevuld en vanaf september 2002 voor de complete [groep B] verantwoordelijk was. Volgens eigen zeggen had verdachte de feitelijke leiding, nam hij zelfstandig beslissingen zonder overleg en wist hij heel goed hoe het zat.
Gelet op deze verklaringen concludeert het hof dat verdachte wist welke stukken bij de fiscus waren ingediend en welke niet, zodat het niet anders kan zijn dan dat hij, toen hij de bewezen verklaarde geschriften op 11 september 2003 aan de meervoudige kamer van de rechtbank Breda overlegde, wist dat die geschriften vals of vervalst waren."
2.5. Het Hof heeft in die overweging tot uitdrukking gebracht dat de verdachte, gelet op zijn bemoeienis met het "reilen en zeilen" van de B.V.'s, ervan op de hoogte moet zijn geweest dat de door hem overgelegde salarisspecificaties niet strookten met die welke door de FIOD in de inbeslaggenomen computer waren aangetroffen. Daarin ligt besloten dat het Hof niet aannemelijk heeft geacht dat de door hem overgelegde specificaties, zoals de verdachte verklaarde, van de FIOD waren terugontvangen. Uit die - niet onbegrijpelijke - vaststellingen heeft het Hof het bewezenverklaarde opzet kunnen afleiden. De bewezenverklaring is in dat opzicht dus toereikend gemotiveerd. Ook al zou met het middel moeten worden aangenomen dat het Hof ervan is uitgegaan dat de in de computer aangetroffen specificaties (destijds) door de verdachte bij de fiscus zijn ingediend, dan komt aan dat oordeel van het Hof in het verband van de bewijsmotivering geen zelfstandige betekenis toe. De klacht dat van zodanige indiening niet blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen, mist dan ook belang.
3. Beoordeling van de middelen voor het overige
Voor het overige kunnen de middelen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 30 september 2008.