ECLI:NL:HR:2008:BD4863
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot hennepimport vanuit Thailand
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor het importeren van ongeveer 715 kilogram hennep vanuit Thailand naar Nederland op of omstreeks 9 januari 2003. De verdachte had in hoger beroep aangevoerd dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen was omkleed, omdat uit de bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat hij op het moment van de invoer wist dat de dozen hennep bevatten. Het Hof had geen afzonderlijke overweging gewijd aan deze klacht, wat de Hoge Raad als een tekortkoming beschouwde.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en proces-verbalen van de FIOD/ECD, niet voldoende bewijs boden voor het voorwaardelijk opzet van de verdachte op het moment van de invoer. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak voor de rechter om expliciet in te gaan op de argumenten van de verdediging.
De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de eisen aan de motivering van bewezenverklaringen in strafzaken onderstreept, vooral in zaken die betrekking hebben op de Opiumwet en de import van verdovende middelen.