ECLI:NL:HR:2008:BD4860

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00928/07 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel bij hennepteelt

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene die in de periode van 28 september 2004 tot en met 6 januari 2005 samen met anderen hennepplanten heeft geteeld. Het Hof had geoordeeld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel in zijn geheel aan de betrokkene moest worden toegerekend, wat door de Hoge Raad als onbegrijpelijk werd bestempeld zonder nadere motivering.

De betrokkene, geboren in 1961 en wonende te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen de beslissing van het Hof. De advocaat van de betrokkene, mr. G.J. Hubers, had een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde dat de Hoge Raad het te betalen bedrag voor de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 17.262,00 en het beroep voor het overige zou verwerpen.

Het Hof had vastgesteld dat de betrokkene 875 hennepplanten had geteeld en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel was geschat op € 41.510,00. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het gehele voordeel aan de betrokkene was toegerekend, gezien de omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.

De Hoge Raad concludeerde dat de betrokkene verplicht was tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 34.524,00, na rekening te houden met een civiele actie van het energiebedrijf. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaken.

Uitspraak

11 november 2008
Strafkamer
nr. 00928/07 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 november 2006, nummer 23/001387-06, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. G.J. Hubers, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het door de betrokkene ter ontneming van wederrechtelijk genoten voordeel te betalen geldbedrag zal vaststellen op € 17.262,00 en het beroep voor het overige zal verwerpen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat het onbegrijpelijk is dat het Hof het wederrechtelijk verkregen voordeel in zijn geheel aan de betrokkene heeft toegerekend.
2.2. In de hoofdzaak heeft het Hof ten laste van de betrokkene onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 28 september 2004 tot en met 6 januari 2005 in [plaats] tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk in een pand gelegen aan de [a-straat 1] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 875 hennepplanten heeft geteeld, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II."
2.3. De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het hof is van oordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel, geschat op een bedrag van € 41.510,00, heeft verkregen uit de baten van het strafbare feit ter zake waarvan hij bij arrest van dit hof van 17 november 2006 is veroordeeld. Het hof ontleent deze schatting aan de inhoud van de bewijsmiddelen.
Uit het onderzoek is gebleken dat er één oogst heeft plaatsgevonden, alvorens de hennepplantage werd ontmanteld. Het hof baseert de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve op de opbrengst van één oogst.
De veroordeelde heeft niet verklaard over de omvang van deze hennepoogst. Ten tijde van de ontmanteling werden 875 planten aangetroffen. Het hof gaat ervan uit dat de gerealiseerde oogst eveneens 875 hennepplanten betrof, nu er geen aanknopingspunten zijn voor een grotere of geringere omvang. De verklaring van de veroordeelde ter terechtzitting dat geen oogst heeft plaatsgevonden, is niet aannemelijk geworden.
Betreffende de opbrengst hennep per plant wordt de berekening gebaseerd op het "Rapport Weeda", waaruit blijkt dat uitgegaan mag worden van een gemiddelde opbrengst van 22 gram per plant. Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden, die tot een andere uitkomst leiden.
De veroordeelde heeft niet verklaard over de opbrengst in geld per kilogram hennep. Op basis van het rapport Weeda wordt uitgegaan van een bedrag van € 2.270,00 per kilogram.
Ten aanzien van de inkoopprijs van een hennepplant, heeft de veroordeelde niet verklaard. Het hof gaat uit van het in het rapport Weeda aangegeven bedrag van € 2,50 per plant.
Ten aanzien van het elektriciteitsgebruik constateert het hof dat elektriciteit buiten de meter om werd afgetapt. Het hof is van oordeel dat geen kostenaftrek hiervoor mogelijk is, daar de veroordeelde nog geen betalingen heeft verricht ten aanzien van deze kosten.
Door middel van de volgende berekening wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld:
- 875 planten x 22 gram = 19,25 kg x € 2.270,00
€ 43.697,50
- aanschaf planten 875 x € 2,50 € 2.187,50
wederrechtelijk verkregen voordeel € 41.510,00
Gelet op voorgaande bedraagt het wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve € 41.510,00. Hoewel het hof heeft geoordeeld dat de kosten van het elektriciteitsverbruik in beginsel niet in aanmerking komen voor de berekening van het wederrechtelijk voordeel, zal desalniettemin rekening worden gehouden met een bedrag van € 6.986,00, nu rekening moet worden gehouden met een civiele actie tot dit bedrag van het energiebedrijf, zodat een verplichting tot betaling van € 41.510,00 minus € 6.986,00 = € 34.524,00 zal worden opgelegd.
Verplichting tot betaling aan de Staat
Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 34.524,00."
2.4. Het Hof heeft geoordeeld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel in zijn geheel aan de betrokkene moet worden toegerekend. Dit oordeel is zonder nadere motivering die ontbreekt niet begrijpelijk, in aanmerking genomen dat ten laste van de betrokkene bewezen is verklaard dat hij de hennepplanten tezamen en in vereniging met anderen heeft geteeld. Voor zover het middel hierover klaagt is het terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, de vice-president A.J.A. van Dorst, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 11 november 2008.