ECLI:NL:HR:2008:BD4860
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel bij hennepteelt
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene die in de periode van 28 september 2004 tot en met 6 januari 2005 samen met anderen hennepplanten heeft geteeld. Het Hof had geoordeeld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel in zijn geheel aan de betrokkene moest worden toegerekend, wat door de Hoge Raad als onbegrijpelijk werd bestempeld zonder nadere motivering.
De betrokkene, geboren in 1961 en wonende te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen de beslissing van het Hof. De advocaat van de betrokkene, mr. G.J. Hubers, had een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde dat de Hoge Raad het te betalen bedrag voor de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 17.262,00 en het beroep voor het overige zou verwerpen.
Het Hof had vastgesteld dat de betrokkene 875 hennepplanten had geteeld en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel was geschat op € 41.510,00. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het gehele voordeel aan de betrokkene was toegerekend, gezien de omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
De Hoge Raad concludeerde dat de betrokkene verplicht was tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 34.524,00, na rekening te houden met een civiele actie van het energiebedrijf. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaken.